ECLI:NL:GHSHE:2019:4254

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
200.208.108_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling in het kader van parallel ouderschap tussen ouders na scheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is op 21 november 2019 een tussenuitspraak gedaan in het kader van een hoger beroep betreffende de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen na de scheiding van hun ouders. De moeder, appellante in principaal appel, en de vader, appellant in incidenteel appel, zijn beiden vertegenwoordigd door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming en een gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming zijn ook betrokken in deze procedure. De zaak betreft de voorlopige zorgregeling die is vastgesteld in afwachting van het traject van parallel ouderschap, waarbij beide ouders nog begeleiding en sturing nodig hebben.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2019 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de betrokken instanties. De moeder heeft aangegeven dat er incidenten zijn geweest die tot spanningen kunnen leiden, en zij wenst de overdracht van de kinderen op neutraal terrein te handhaven. De vader heeft aangegeven dat hij graag een uitbreiding van de zorgregeling wil, inclusief vakanties, en dat hij de kinderen zelf uit school wil ophalen om nauwer betrokken te zijn bij hun opvoeding.

Het hof heeft geconcludeerd dat het voor beide ouders van belang is om de huidige voorlopige regeling voort te zetten, aangezien zij deze tot nu toe goed hebben nageleefd. De ouders hebben laten zien dat zij in staat zijn om de zorgregeling in het belang van de kinderen na te komen. Het hof heeft daarom een nieuwe voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de ouders gelijktijdig het traject van parallel ouderschap kunnen voortzetten. De zaak is pro forma aangehouden tot 7 september 2020, waarbij partijen en de GI verzocht zijn om het hof schriftelijk te informeren over de voortgang van de zorgregeling en het traject van parallel ouderschap.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 november 2019
Zaaknummer: 200.208.108/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/299739 / FA RK 15-5508
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat ten tijde van het instellen van hoger beroep: mr. L.F. Portier,
huidige advocaat: mr. Z. Sivro,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.L.A. van Opstal.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende is gaandeweg de procedure aangemerkt:
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant locatie [locatie] (hierna: de GI).

5.de beschikking van 20 december 2018

Bij deze beschikking is onder meer bepaald dat de vader dat de vader contact heeft met beide kinderen tegelijkertijd:
  • iedere woensdag van 15.30 uur tot 18.15 uur;
  • in de periode van zaterdag 5 januari 2019 tot vrijdag 1 maart 2019 eenmaal in de veertien dagen van zaterdag 08.00 uur tot zondag 16.30 uur;
  • met ingang van 1 maart 2019 eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondag 16.30 uur;
  • met dien verstande dat alle wisselmomenten plaatsvinden bij [plek] te [plaats] .
Partijen zijn verzocht vóór de pro forma datum van maandag 3 juni 2019 het hof schriftelijk te informeren over het verloop van de zorgregeling, over de actuele stand van zaken en of de onderhavige procedure al dan niet moet worden voortgezet. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Sivro;
  • de vader, bijgestaan door mr. A.H.M. Mallant, kantoorgenoot van mr. Van Opstal;
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 29 mei 2019;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 2 juni 2019;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 4 oktober 2019;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 16 oktober 2019.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Ter zitting heeft de moeder verklaard dat er incidenten hebben plaatsgevonden die tot spanningen kunnen blijven leiden, waardoor zij graag de overdracht op neutraal terrein van het winkelcentrum wenst te handhaven. De kinderen zijn deze wissellocatie ook gewend inmiddels. Verder staat de moeder op termijn niet afwijzend tegen een eventuele uitbreiding van de omgangsregeling, zolang dit via de hulpverlening gebeurt en op geleidelijke wijze. Momenteel speelt er volgens de moeder teveel en staat de moeder niet positief tegenover een uitbreiding van de regeling, maar dit zou in een gesprek op een later moment wel aan de orde kunnen komen.
Verder maakt de moeder gebruik van de rechterlijke toestemming die zij heeft gekregen om eenmaal per jaar drie maanden met de kinderen naar Bosnië te reizen voor familiebezoek. Van deze mogelijkheid wenst de moeder ook gebruik te blijven maken zodat de kinderen een band kunnen opbouwen met hun familie aldaar. Met de school is afgesproken dat voor zover deze reizen buiten de vakantieperiode vallen en de kinderen lesstof missen, de betreffende lesstof zal worden meegenomen zodat zij niet achterop raken.
7.2.
Ter zitting heeft de advocaat van de vader verklaard dat de door het hof in de tussenbeschikking opgenomen voorlopige zorgregeling loopt en dus ook goed wordt nagekomen door beide ouders. Er is alleen discussie over de vrijdag uit school. De overnachting bij de vader verloopt ook goed. De vader wil graag uitbreiding en ook een regeling voor de vakanties. Hij vindt het voorts van belang dat hij de kinderen ook zelf uit school kan ophalen als betrokken vader. Op die manier kan de vader ook een beter contact opbouwen met de leerkrachten van de kinderen en aldus nauwer betrokken raken bij de school van de kinderen.
7.3.
De GI heeft ter zitting verklaard nog niet zo lang betrokken te zijn bij het gezin, maar dat beide ouders zich tot zover goed aan de gemaakte afspraken houden. Er is ingezet op parallel ouderschap (solo-ouderschap) en bezien dient te worden wat voor de ouders alsook de kinderen hierin haalbaar is. In dat traject kan ook gekeken worden naar de vakantie-invulling.
7.4.
De raad heeft ter zitting het volgende geadviseerd. De raad stelt dat de ouders ver zijn gekomen maar dat het nog de vraag is of zij nu zelfstandig tot een uitbreiding van de zorgregeling kunnen komen. Er is sprake van koudwatervrees en bezorgdheid. Er wordt gewerkt aan een parallel ouderschap en het zou goed zijn als dat al even op de rit was geweest en daar de resultaten uit zouden kunnen worden meegenomen voor deze procedure. De zitting komt in dat opzicht eigenlijk te vroeg. De raad ziet echter thans geen contra-indicaties voor een substantiëlere rol voor de vader in de opvoeding. De raad acht het goed de zaak aan te houden en de visie van de kinderen via de kindercoach ook mee te nemen in de uiteindelijke beslissing. Een voorlopige regeling zoals deze thans loopt, met een eventuele uitbreiding kan dan blijven doorlopen totdat er in een later stadium een eindbeslissing volgt.
7.5.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat het in deze situatie voor deze partijen van belang is dat op dit moment nog geen eindbeschikking wordt gegeven. De huidige voorlopige regeling heeft richting gegeven aan de ouders en zij hebben laten zien dat zij in staat zijn deze regeling in het belang van de kinderen na te komen. De ouders zijn gebaat bij duidelijkheid omtrent hetgeen van hen wordt verwacht binnen de zorgregeling en het hof acht het thans nog te vroeg hen daarin volledig los te laten, nu ook gebleken is dat er over en weer nog sprake is van koudwatervrees en/of bezorgdheid.
Het hof zal derhalve opnieuw een voorlopige regeling vastleggen zodat de ouders gelijktijdig daaraan het thans ingezette traject van parallel ouderschap kunnen voortzetten. Het hof kan de ontwikkelingen en resultaten op de achtergrond blijven volgen alvorens er een eindbeschikking zal worden gegeven.
Nu het hof niet van belemmeringen is gebleken of anderszins van feiten en omstandigheden die er toe zouden moeten leiden dat de huidige regeling niet uitgebreid kan worden legt het hof de volgende voorlopige zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast:
  • eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 16.30 uur, waarbij de vader de kinderen bij school ophaalt;
  • woensdagmiddag van 15.30 uur tot 18.15 uur;
  • tijdens de tweede week van de Kerstvakantie, één week tijdens de april/mei-vakantie en tijdens de zomervakantie twee aaneengesloten weken.
Ten aanzien van de wisselmomenten, behoudens de vrijdagmiddag uit school, acht het hof de overdracht bij [plek] in het winkelcentrum vooralsnog de meest vertrouwde plek voor de kinderen, nu zij dit al jaren zo gewend zijn en dit ook goed verloopt. Er is nu ook een wisselmoment minder door de vrijdagmiddag omdat de vader de kinderen dan vanaf heden tweewekelijks uit school haalt.
7.5.1.
Het hof zal de zaak PRO FORMA aanhouden tot 7 september 2020. Het hof verzoekt partijen en de GI het hof vóór genoemde datum te berichten over het verloop van de zorgregeling en over de actuele stand van zaken, met name ook ten aanzien van het verloop van het traject parallel ouderschap.

8.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat de vader en [minderjarige 1] (geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ) en [minderjarige 2] (geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ) contact hebben met elkaar:
  • eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 16.30 uur, waarbij de vader de kinderen bij school ophaalt;
  • woensdagmiddag van 15.30 uur tot 18.15 uur;
  • tijdens de tweede week van de Kerstvakantie, één week tijdens de april/mei-vakantie en tijdens de zomervakantie twee aaneengesloten weken;
  • met dien verstande dat de wisselmomenten behoudens de tweewekelijkse vrijdagmiddag uit school plaats zullen blijven vinden bij [plek] te [plaats] .
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt partijen vóór de hierna te noemen pro forma datum het hof schriftelijk te informeren over het verloop van de zorgregeling en over de actuele stand van zaken;
houdt iedere verdere beslissing
pro formaaan tot
maandag 7 september 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.A.R.M. van Leuven en A.M. van Riemsdijk en is op 21 november 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.