ECLI:NL:GHSHE:2019:4253

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
200.259.397_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vervangende toestemming voor verhuizing naar Spanje met minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verhuizen naar Spanje met haar drie minderjarige kinderen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, stelde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar nieuwe gezinsleven met haar partner in Spanje. De vader van de kinderen verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren en de eerdere beschikking te bekrachtigen, omdat hij vreesde dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor het contact met de kinderen.

Het hof heeft de belangen van de moeder, de kinderen en de vader afgewogen. Het hof concludeerde dat de belangen van de kinderen en de vader zwaarder wegen dan die van de moeder. De communicatie tussen de ouders was slecht en het contact tussen de vader en de kinderen was niet bestendig. De moeder had onvoldoende aangetoond dat zij in staat was om het contact tussen de vader en de kinderen te waarborgen. Het hof oordeelde dat de verhuizing naar Spanje het risico met zich meebracht dat het contact tussen de kinderen en de vader verder zou afnemen.

Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen. De beslissing houdt in dat de moeder niet met de kinderen naar Spanje mag verhuizen, en dat de bestaande contactregeling met de vader gehandhaafd blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 november 2019
Zaaknummer: 200.259.397/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/250566/FA RK 18-1973
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.J.A. Roeleven,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. H. Sanli.
Deze zaak gaat over [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] en [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 februari 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 mei 2019, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het inleidende verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen zo spoedig mogelijk te mogen verhuizen naar Spanje met de minderjarigen alsnog toe te wijzen en, kort gezegd een op de verhuizing aangepaste zorgregeling te bepalen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 juni 2019, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Roeleven;
  • de vader, bijgestaan door mr. Sanli.
2.3.1.
De raad is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 11 februari 2019;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 7 oktober 2019;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 11 oktober 2019.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 30 mei 2016 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 1 augustus 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] ),
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] ),
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 3] ).
3.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, onder andere en in hoger beroep van belang, het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar Spanje afgewezen.
Bij die beschikking heeft de rechtbank tevens een contactregeling vastgesteld, die – verkort weergegeven – inhoudt dat de kinderen één keer per veertien dagen op dinsdag, één keer per veertien dagen van zaterdag tot zondag en de helft van de vakanties bij de vader verblijven. Met betrekking tot [minderjarige 1] is een BOR-traject bepaald.
3.5.
De moeder kan zich met de beslissing betreffende de afwijzing van haar verzoek tot het verkrijgen van vervangende toestemming te verhuizen naar Spanje niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat een verhuizing naar Spanje niet in het belang van de kinderen is. Bij een beslissing zoals de onderhavige dienen alle betrokken belangen te worden afgewogen en alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen.
De moeder voert aan dat er noodzaak is om te verhuizen, omdat zij een nieuw gezin wil gaan vormen met haar huidige partner, de heer [partner] , met wie zij inmiddels een kind heeft en die zijn werkzaamheden uitvoert in Spanje. In Spanje krijgt de moeder de gelegenheid om zelf werkzaam te zijn door in dienst te treden in de onderneming van de heer [partner] . Zij kan dan haar werkzaamheden combineren met de zorg voor de vier kinderen. Het vinden van een vergelijkbare functie is in Nederland haast onmogelijk. De kinderen hebben een goede band met de heer [partner] . Met een verhuizing naar Spanje kunnen de kinderen onderdeel uitmaken van een warm en hecht gezinsleven. De verhuizing is doordacht en voorbereid. Gelet op het door de moeder te verwerven inkomen en het inkomen van de heer [partner] kunnen de kinderen regelmatig naar Nederland vliegen om de man te zien. De moeder doet haar best om de communicatie met de vader goed te houden. Over alledaagse dingen gaat dit meestal goed, maar de communicatie loopt spaak zodra het de nieuwe partner van de moeder betreft. De moeder denkt dat als er eenmaal een status quo is en zij in Spanje woont, de communicatie weer beter zal verlopen. Zij wil de vader tegemoet komen in de vorm van een uitgebreide contactregeling met de kinderen in de vakanties en iedere drie weken een weekend in Spanje/Nederland. Zij is bereid om samen met de heer [partner] de kosten hiervoor op zich te nemen. Het feit dat de vader geen contact heeft met [minderjarige 1] kan niet doorslaggevend zijn voor de onderhavige beslissing; de vader heeft immers al geruime tijd geen contact met [minderjarige 1] . De kans dat het contact met [minderjarige 1] op gang komt is groter als de moeder in Spanje woont en zij eens in de zoveel tijd naar Nederland reist. De kinderen zijn nog jong; het is in hun voordeel om in een gezinsverband te leven. Dit kan alleen in Spanje.
3.7.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
Het is niet in het belang van de kinderen om met de moeder te verhuizen naar Spanje. De moeder stelt haar eigen belang voorop. De moeder zal in Spanje volledig afhankelijk worden van haar nieuwe partner. De door haar overgelegde arbeidsovereenkomst biedt geen enkele stabiliteit. Mocht de relatie met de huidige partner niet duurzaam zijn dan heeft de moeder geen werk, geen inkomsten en geen woning. De moeder deelt nu al geen informatie over de kinderen met de vader. Zij laat haar nieuwe partner de dagelijkse beslissingen rondom de opvoeding en verzorging van de kinderen nemen. Het gezinsleven tussen de vader en de kinderen moet in de visie van de moeder wijken voor haar gezinsleven met haar nieuwe partner en baby. De contactregeling tussen de vader en de kinderen verloopt nu vaak moeizaam; de vader heeft al twee keer een kort gedingprocedure moeten starten om nakoming van de contactregeling te vorderen. Het contact tussen de vader en [minderjarige 1] komt niet op gang. Er is derhalve geen enkele waarborg voor continuïteit van de contactregeling als de moeder met de kinderen naar Spanje verhuist. De verhuizing is niet doordacht en niet goed voorbereid. De communicatie tussen de ouders is zeer slecht. Als de moeder in Spanje woont, zal dat betekenen dat de kinderen regelmatig naar Nederland moeten vliegen om de vader te zien. Dat is belastend voor de kinderen. Bovendien is dit geheel afhankelijk van de heer [partner] , die het zal moeten financieren, aangezien de moeder zelf niet genoeg inkomen heeft. De vader heeft er geen enkel vertrouwen in dat de moeder zich zal inzetten voor het onderhouden van het contact.
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
Hoewel het belang van de minderjarige een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige. Het gaat onder meer om: het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten, de (on)mogelijkheid om op een andere wijze aan dat belang tegemoet te komen, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren, de leeftijd van de minderjarige, de te overbruggen afstanden en de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg.
3.8.2.
In de onderhavige zaak spits de belangenafweging zich naar het oordeel van het hof toe op een afweging tussen enerzijds het belang van de moeder om haar leven opnieuw in te richten en anderzijds het belang van zowel de kinderen als de vader om contact te hebben met elkaar op een bestendige en onbelemmerde manier.
Bij de beoordeling welk belang zwaarder weegt, speelt een rol dat het contact tussen de vader en de kinderen op dit moment niet bestendig en onbelemmerd is. De ouders zijn niet in staat gebleken om na de echtscheiding samen goede afspraken te maken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, maar hebben steeds de tussenkomst van een rechter nodig gehad. Er zijn meerdere procedures aanhangig gemaakt om de contactregeling daadwerkelijk conform de afspraken te doen plaatsvinden. De vader heeft met [minderjarige 1] al ruim vier jaar geen contact. Het is niet goed duidelijk waarom [minderjarige 1] al vanaf haar vijfde levensjaar het contact met de vader zo systematisch afwijst. De communicatie tussen de ouders is slecht, zij kunnen niet gezamenlijk belangrijke beslissingen over de kinderen nemen en er is geen wederzijds vertrouwen. De moeder heeft onvoldoende laten zien dat zij in staat is het contact tussen de vader en de kinderen te waarborgen terwijl zij degene is die voor dit contact een zekere verantwoordelijkheid draagt nu de kinderen bij haar wonen. Al deze omstandigheden brengen met zich dat de band tussen de vader en de kinderen niet vanzelf gaat en dat daaraan hard gewerkt moet worden teneinde die band zo mogelijk te versterken. Het proces daaromtrent tussen de vader en de kinderen is gaande en kwetsbaar, maar de huidige contactregeling tussen de vader en de jongste twee kinderen ( [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ) loopt conform de getroffen regeling in de beschikking van 16 februari 2017 (eenmaal per veertien dagen op vrijdag van 12.30 uur - 16.30 uur en eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.30 uur alsmede de helft van de vakantie- en feestdagen).
In het geval de moeder met de kinderen in Spanje zou wonen, ziet het hof een groot risico dat het contact en de band tussen de kinderen en de vader zal verminderen in plaats van versterken. Dit risico is gelegen in de fysieke afstand tussen (het leven van) de kinderen en de vader en de impact die het heen en weer reizen op de kinderen zal hebben, maar ook in het feit dat dit contact vrijwel geheel afhankelijk zal gaan worden van de nieuwe partner van de moeder. Immers, de moeder zal in Spanje financieel afhankelijk zijn van haar nieuwe partner nu hij, middels zijn bedrijf, haar baan en dus haar inkomen faciliteert. Uit de, overigens niet getekende, arbeidsovereenkomst die de moeder heeft overgelegd blijkt een inkomen waarmee de moeder niet, althans nauwelijks, zelfstandig in haar eigen levensonderhoud, laat staan in het levensonderhoud van de kinderen kan voorzien. De nieuwe partner zal derhalve steeds financieel moeten bijdragen om de kinderen in de gelegenheid te stellen regelmatig naar Nederland te reizen om hun vader te zien. Van een dergelijke toezegging door de partner van de moeder is het hof niet gebleken. De omstandigheid dat de moeder niet zelf het contact kan waarborgen, tezamen met de omstandigheid dat de ouders geen vertrouwen in elkaar hebben en zij niet in staat zijn gezamenlijk ouders voor deze kinderen te zijn, maakt dat het hebben van contact tussen de kinderen en de vader onderhevig is aan onzekere factoren.
De mogelijkheden om het nieuwe gezinsleven van de moeder met haar nieuwe partner in Nederland vorm te geven, zodanig dat het contact tussen de vader en de kinderen zoveel mogelijk gewaarborgd blijft, zijn door de moeder niet onderzocht en beoordeeld. De enkele stelling van de moeder dat de nieuwe partner voor zijn werk aan Spanje gebonden is, is onvoldoende om die mogelijkheden reeds daarom zonder meer uit te sluiten. Het had op de weg van de moeder gelegen dat nader te onderzoeken mede gelet op het feit dat de nieuwe partner, zo blijkt uit de stukken, de financiële mogelijkheden heeft om, werkend in Spanje, met enige regelmaat in Nederland in het gezin van de moeder te verblijven.
3.8.3.
Het hiervoor overwogene brengt met zich dat naar het oordeel van het hof de belangen van de kinderen en de vader bij het niet verlenen van vervangende toestemming tot verhuizing naar Spanje zwaarder wegen dan het belang van de moeder bij het wel verkrijgen van die toestemming. Het feit dat [minderjarige 1] al enige tijd geen contact met de vader heeft, de BOR-regeling teneinde dit contact op te starten wederom mislukt lijkt te zijn, en de moeder van mening is dat er meer kans is dat [minderjarige 1] , in Spanje wonend, contact met de vader zal willen hebben, maakt dit niet anders.
Het hof zal dan ook de uitspraak van de rechtbank voor zover in appel aan het oordeel van het onderworpen, bekrachtigen.
3.8.4.
Het verzoek van de moeder tot het bepalen van een aan de verhuizing aangepaste contactregeling (in het petitum van het beroepschrift onder 2), behoeft gelet op de afwijzing van het verzoek tot vervangende toestemming te verhuizen, geen bespreking meer.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 februari 2019, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, derhalve voor zover de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing met [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] naar Spanje, heeft afgewezen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, H. van Winkel en A. van Riemsdijk en is op 21 november 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.