ECLI:NL:GHSHE:2019:4252

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
200.241.735_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag ouders in hoger beroep met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De vader, appellant in het principaal appel, en de moeder, verweerster in het principaal appel en verzoekster in incidenteel appel, zijn betrokken in een conflictueuze situatie die de ontwikkeling van hun kind ernstig bedreigt. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant zijn ook betrokken als verweerders en belanghebbenden. De zaak is eerder behandeld in eerste aanleg, waar een deskundigenonderzoek is gelast. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 oktober 2019 zijn de ouders, hun advocaten, de raad en de pleegmoeder gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders en de pleegmoeder ernstig verstoord is, wat leidt tot een onveilige situatie voor de minderjarige. Ondanks pogingen om tot een vaststellingsovereenkomst te komen, zijn partijen er niet in geslaagd om overeenstemming te bereiken. Het hof concludeert dat het gezag van de ouders over de minderjarige moet worden beëindigd, omdat de huidige situatie in het pleeggezin de beste optie is voor de ontwikkeling en het welzijn van het kind. De beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 april 2018 wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 november 2019
Zaaknummer: 200.241.735/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/339551 / FA RK 17-7145
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in het principaal appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser,
tegen

1.[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal appel
tevens verzoekster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T. Möller,

2.Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in principaal en incidenteel appel,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant (hierna te noemen: de GI);
  • [pleegmoeder] (hierna te noemen: de pleegmoeder),
advocaat: mr. M.C.H.M. van Beurden.

5.De beschikking d.d. 27 september 2018

Bij die beschikking heeft het hof, samengevat, een deskundigenonderzoek gelast en twee deskundigen benoemd. Iedere verdere beslissing is aangehouden in afwachting van het verloop en de resultaten van dit onderzoek.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
-de vader, bijgestaan door mr. Leijser;
-mr. Möller;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
-de GI vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
-de pleegmoeder, bijgestaan door mr. M.E.J. de Hart, waarnemend voor mr. Van Beurden
6.1.2.
De moeder is niet op de mondelinge behandeling verschenen. Zij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar advocaat.
6.2.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is de dag voorafgaand aan de voortgezette mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
6.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de rapportage van de deskundigen van 7 juni 2019, met bijlagen;
- het V-formulier van mr. Leijser van 23 juli 2019, met bijlage;
- het V-formulier van mr. Van Beurden van 26 juli 2019.

7.De verdere beoordeling

in het principaal en incidenteel appel
7.1.
De deskundigen hebben, kort samengevat, als volgt gerapporteerd.
De onderlinge verhouding tussen de ouders en de pleegmoeder is slecht. Er is geen basis van vertrouwen. Over en weer worden beschuldigingen geuit en verwijten gemaakt. Het patroon tussen de ouders en de pleegmoeder laat zich omschrijven als negatief, verwijtend, beschuldigend en voorwaarden stellend.
Voortzetting van de strijd zal voor [minderjarige] betekenen dat zij last zal blijven houden van de verstoorde communicatie tussen de volwassenen. Ondanks de pogingen van partijen om het verleden af te sluiten, dat definitief achter zich te laten en zich te focussen op een goede onderlinge verstandhouding in het belang van [minderjarige] , zijn partijen er niet in geslaagd de wezenlijke veranderingen die daarvoor noodzakelijk zijn uit te voeren. De communicatie tussen de betrokken volwassenen ten aanzien van [minderjarige] kan niet zodanig kan worden verbeterd dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij in de toekomst het belang van [minderjarige] voorop kunnen stellen. Expliciet is de mogelijkheid onderzocht van het sluiten van een vaststellingsovereenkomst waarin wordt vastgelegd dat het gezag bij de ouders blijft, [minderjarige] in het kader van een vrijwillige plaatsing bij oma blijft wonen gedurende de minderjarigheid, er invulling wordt gegeven aan een contactregeling, informatieregeling met school en beschuldigingen over het verleden achterwege blijven en gefocust wordt op de toekomst. Over en weer zijn bezwaren geuit over het maken van zo’n overeenkomst waardoor partijen er uiteindelijk niet in zijn geslaagd die te sluiten.
Ten aanzien van het contact geeft de pleegmoeder aan dat zij er geen enkel bezwaar tegen heeft dat [minderjarige] contact onderhoudt met haar ouders. [minderjarige] bepaalt in grote mate de concrete invulling daarvan. In de praktijk betekent dat dat ze één keer per drie weken een paar uurtjes contact heeft met de moeder. Het contact met vader is niet regelmatig en incidenteel. Gelet op de beschuldigingen is het lastig voor de ouders, vooral voor de vader, om het contact onbelast in te vullen.
Voortzetting van de bestaande situatie, waarbij de voogdij bij de GI ligt, heeft de voorkeur.
7.2.
De vader heeft in zijn bericht van 23 juli 2019 en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De vader staat niet achter de inhoud van het rapport van de deskundigen. De vader wil dat het gezag over [minderjarige] bij de ouders blijft en dat er meer wordt samengewerkt met de pleegmoeder. Hij heeft geen bezwaren geuit tegen het sluiten van een vaststellingsovereenkomst en hij zou graag de inhoud van een alsnog te sluiten vaststellingsovereenkomst nader bespreken. De vader heeft de afgelopen periode een paar keer contact met de pleegmoeder en [minderjarige] gehad. Ondanks zijn positieve gevoel hierover blijft [minderjarige] bij hem weg. Dat vindt de vader moeilijk. Ook vindt hij het zorgelijk dat er inmiddels met beide ouders geen contact meer is. De vader heeft aangegeven dat [minderjarige] altijd welkom is.
7.3.
Namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het teleurstellend is dat betrokkenen niet tot overeenstemming hebben kunnen komen. Verder was er structureel contact tussen de moeder en [minderjarige] . In die zin heeft de moeder in de situatie berust. De advocaat van de moeder was er niet van op de hoogte van dat de inmiddels omgang is gestopt. De moeder kan zich niet verenigen met het beëindigen van het gezag van de ouders over [minderjarige] .
7.4.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de noodzakelijke gezagsbeëindiging en anderzijds het contactherstel. De vader wil graag stappen zetten ten aanzien van het contact en zegt dat de pleegmoeder onvoldoende meewerkt. In een situatie als deze waarin veel afstand en spanning bestaat, is het moeilijk in te schatten wat het beste is. Hopelijk blijft de GI bij het contactherstel betrokken.
7.5.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] maakt zich veel zorgen. Ze heeft geen contact met de vader. Ze had wel omgang met de moeder, maar dat wil zij nu ook niet meer. Dat heeft ertoe geleid dat de GI een brief heeft geschreven waarin is aangegeven dat de omgang met de moeder is stilgelegd. [minderjarige] zoekt naar rust. Ze wil de regie over haar leven terugkrijgen.
7.6.
De pleegmoeder heeft in haar bericht van 26 juli 2019 en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De pleegmoeder kan zich vinden in het rapport van de deskundigen. Zij ziet geen mogelijkheden meer om tot een vaststellingsovereenkomst en tot een toekomst zonder verwijten te komen. [minderjarige] kan de spanning niet aan. Ze heeft slaaptabletten nodig om te kunnen slapen en daardoor heeft zij een aantal toetsen niet kunnen maken.
7.7.
Het hof overweegt als volgt.
7.7.1.
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
7.7.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat aan de criteria van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en dat het gezag van de ouders over [minderjarige] dient te worden beëindigd. [minderjarige] verblijft sinds 2006, in eerste instantie in het vrijwillig kader en vanaf 2013 in het kader van een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing, bij de pleegmoeder. Zij ervaart veel onrust in haar leven door de conflictueuze situatie tussen de ouders en de pleegmoeder. Vanwege de voorgeschiedenis en de beschuldigingen aan het adres van de ouders is er veel wantrouwen en is een constructieve communicatie tussen de ouders en de pleegmoeder niet mogelijk gebleken. [minderjarige] wordt belast met de onderlinge strijd. Zij bevindt zich in een loyaliteitsconflict en ervaart gevoelens van onveiligheid. Ook tijdens het hoger beroep is in deze situatie geen verbetering gekomen. Uit het deskundigenonderzoek en de mondelinge behandeling is voldoende gebleken dat de communicatie tussen de betrokken volwassenen ten aanzien van [minderjarige] niet zodanig kan worden verbeterd dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij in de toekomst het belang van [minderjarige] voorop kunnen stellen.
Met de rechtbank acht het hof het in het belang van [minderjarige] dat er duidelijkheid komt over haar woon- en opvoedsituatie. Het uitblijven van deze duidelijkheid vormt een bedreiging voor het psychisch welzijn, de ontwikkeling en het functioneren van [minderjarige] . Bovendien is [minderjarige] inmiddels zo ingegroeid in het pleeggezin dat de in de wet bedoelde aanvaardbare termijn voor haar inmiddels is verstreken. Bij de pleegmoeder is sprake van een stabiele, veilige en duidelijke opvoedsituatie, die tegemoetkomt aan wat [minderjarige] nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen. De verstoorde relatie tussen de ouders en de pleegmoeder maakt dit niet anders. [minderjarige] heeft nadrukkelijk de wens geuit om bij de pleegmoeder te blijven wonen en rust te krijgen. Het is in haar belang dat de huidige situatie op een ongestoorde wijze wordt gecontinueerd. Het perspectief van [minderjarige] ligt niet meer bij de ouders.
Voortzetting van het verblijf van [minderjarige] in het pleeggezin binnen het vrijwillig kader en met behoud van het gezag door de ouders acht het hof gelet op al het hiervoor genoemde niet mogelijk. Bovendien is het de ouders en de pleegmoeder niet gelukt om hierover een vaststellingsovereenkomst te sluiten.
7.8.
Al het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

8.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 6 april 2018;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en E.M.C. Dumoulin en is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.