Het hof is voornemens aan de deskundige op te dragen om gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord te geven op de volgende vragen:
A. Wilt u aan de hand van een modelportefeuille bepalen wat op 1 juli 2016 het behaalde rendement op de beleggingen van [geïntimeerden] zou zijn geweest in de hypothetische situatie dat
- [geïntimeerden] het pensioen in eigen beheer hebben genomen,
- onder het aangaan van beleggingen die pasten binnen het gekozen defensieve risicoprofiel,
- op grond van een advies dat de toets der kritiek zou kunnen doorstaan,
- rekening houdend met het opgestelde klantprofiel (defensief) waarbij 25% zou worden belegd in aandelen en 75% in obligaties,
- en de te beleggen gelden (deels) dienden ter aanvulling van het pensioen van [geintimeerden 2 en 3] in een periode van drie tot vijf jaar na juli 2011.
B. Tot welk bedrag zou de inleg van € 478.416,99 kunnen zijn aangegroeid bij beleggingen die voldoen aan de onder A genoemde criteria, waarbij U als deskundige verder vrij bent in het samenstellen van die hypothetische portefeuille met een wereldwijde blootstelling. Wilt u bij deze beantwoording rekening houden met de door het hof in zijn tussenarrest van 2 april 2019 in rov 6.8.6. gegeven oordeel omtrent de waarde die daarbij moet worden toegekend aan de fondsen die niet (meer) uitkeren, alsmede met zijn oordeel dat als rendement over het uitgekeerde bedrag van € 133.000,00 zal worden aangehouden 2,5% vanaf 8 november 2012 tot 1 juli 2016.