6.1.In overweging 2.1. van het bestreden vonnis heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
a. [geïntimeerde] drijft een advocatenkantoor onder de handelsnaam " [naam] ".
b. [appellant] heeft aan [geïntimeerde] opdracht verstrekt tot het verlenen van juridisch advies en nader af te stemmen vervolgwerkzaamheden in zake een geschil met zijn huurder [huurder] . De daarop betrekking hebbende opdrachtbevestiging van [geïntimeerde] aan [appellant] d.d. 24 oktober 2013 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Financiële afspraken
Al naargelang de ervaringsjaren van de behandeld advocaat variëren onze uurtarieven.
De uurtarieven zijn exclusief BTW, 5% kantoorkosten en verschotten. Afhankelijk van het belang van de zaak kan er een factor worden toegepast.
Mijn uurtarief voor dit dossier is EUR 200,-. Overeenkomstig onze algemene voorwaarden kan het uurtarief worden aangepast. (…). De declaraties vervallen 14 dagen na de factuurdatum.(…)"
Deze opdrachtbevestiging is namens [geïntimeerde] door mr. [advocaat 1] ondertekend. In augustus 2014 is mr. [advocaat 1] vertrokken bij [geïntimeerde] .
c. [geïntimeerde] heeft [appellant] met betrekking tot het geschil vertegenwoordigd in een procedure bij de Huurcommissie en vervolgens in een procedure bij de kantonrechter.
d. De procedure bij de Huurcommissie werd door mr. [advocaat 2] gevoerd. De procedure bij de kantonrechter werd vervolgens door mr. [advocaat 3] gevoerd. Het uurtarief van mr. [advocaat 3] bedraagt € 300,-.
e. [geïntimeerde] heeft de in het kader van de verstrekte opdracht verrichte werkzaamheden door middel van verschillende declaraties aan [appellant] in rekening gebracht. De declaraties van 31 december 2014 ad € 1.085,73 en van 2 oktober 2015 ad € 4.811,38 heeft [appellant] onbetaald gelaten.
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] , kort gezegd, om [appellant] te veroordelen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
(i) voormelde declaraties ad € 5.897,11 in totaal, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de declaraties,
(ii) de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van primair € 884,57 en subsidiair € 669,86 vermeerderd met wettelijke rente,
(iii) de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[geïntimeerde] heeft in opdracht en voor rekening van [appellant] juridische werkzaamheden verricht. [appellant] heeft de daarop betrekking hebbende declaraties van 31 december 2014 en 2 oktober 2015 ten onrechte onbetaald gelaten, waardoor hij vanaf 14 dagen na de declaratiedata in verzuim is. [geïntimeerde] vordert van [appellant] nakoming van de uit de overeenkomst van opdracht voortvloeiende betalingsverplichting van voormelde declaraties, vermeerderd met wettelijke rente.
6.2.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.In het eindvonnis van 30 november 2016 heeft de kantonrechter de laatste declaratie van € 4.811,38 gematigd en de declaraties tot een totaalbedrag van € 5.000,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata van de declaraties tot aan de dag der voldoening, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure vermeerderd met wettelijke rente en nakosten. De vordering van [geïntimeerde] met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten is door de kantonrechter afgewezen.