“Ik heb de behandeling van deze zaak in april/mei van dit jaar overgenomen van mijn kantoorgenoot mr. F.E. Haas, die formeel gezien vermeld staat als advocaat van appellant [appellant] . Zoals u in de processtukken zult kunnen zien ben ik ook namens [appellant] opgetreden bij de comparitie die 21 juni jl. heeft plaatsgevonden. De formele advocaatwissel stond nog op de agenda om te verrichten en was ik ook voornemens te gaan doen bij de eerstvolgende proceshandeling. Bij deze verzoek ik u Mr. Haas als procesadvocaat van [appellant] te vervangen door ondergetekende.
Bij de comparitie van 21 juni jl. heeft uw Hof de zaak verwezen naar 3 september jl. voor arrest. Een datum die ik vanzelfsprekend in mijn agenda genoteerd had.
Vlak voor mijn vakantie heeft uw Hof op 30 juli 2019 bij vervroeging arrest gewezen en de zaak verwezen naar de rol van 27 augustus jl. voor het eventueel opgeven van getuigen en/of het nemen van een akte overlegging nadere bewijsstukken met betrekking tot de door [appellant] geclaimde schade. In het arrest heeft het Hof in tegenstelling tot de rechtbank in eerste aanleg overwogen dat geïntimeerde [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die [appellant] heeft geleden.
Ik heb het arrest voor mijn vakantie of niet ontvangen of niet gezien. Ik heb het niet meer kunnen achterhalen.
Begin september heb ik de rol van uw Hof niet geraadpleegd. Dat kwam met name door het feit dat mijn moeder op 15 september jl. na een lang ziekbed is overleden. Ik vermoed dat ik toen ik 3 september jl. nog geen arrest gezien had, dacht dat het Hof nog niet de gelegenheid had gehad om uitspraak te doen en de zaak voor zes weken zou hebben aangehouden.
Toen ik eind vorige week de rol raadpleegde als sluitstuk van het weer volledig oppakken van mijn praktijk na het overlijden van mijn moeder, zag ik tot mijn grote schrik, dat er bij vervroeging tussenarrest was gewezen, dat ik 27 augustus jl. had moeten dienen én dat de zaak vervolgens twee keer een week was aangehouden. Ik begrijp niet helemaal waarom dit twee keer een week is geweest, omdat ik uit het rolreglement afleid dat ambtshalve vier weken wordt aangehouden (zie art. 2.12), maar dat terzijde.
Gelet op het feit dat uw Hof de uitspraak van de rechtbank de facto in haar overwegingen in het tussenarrest heeft vernietigd zou het zonde zijn dat mijn cliënt niet meer in de gelegenheid zou zijn om ten gevolge van een overmachtssituatie aan mijn kant aan de bewijsopdracht die uw Hof heeft verstrekt te kunnen voldoen,
(…)
Het is de eerste keer in bijna 25 jaar advocaat zijn dat ik een termijn heb laten verlopen. Ik hoop echter dat uw Hof begrip heeft voor de overmacht situatie waarin ik mij de afgelopen maand, heb bevonden, waardoor ik er onvoldoende bij ben geweest en mijn cliënt niet de dupe laat zijn van deze (mogelijke) beroepsfout.
Om die reden verzoek ik uw Hof om mij nog een termijn van vier weken te vergunnen voor het alsnog indienen van de akte met nadere bewijsstukken en/of het opgeven van getuigen.
(…)”.