Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
€ 149,55+
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de faillietverklaring van de appellant. De rechtbank Oost-Brabant had op 19 september 2019 de appellant in staat van faillissement verklaard, op verzoek van de geïntimeerde, die een opeisbare vordering had van € 171.563,84. De appellant heeft in hoger beroep verzocht om het vonnis te vernietigen, stellende dat hij niet langer in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen, omdat hij inmiddels met al zijn crediteuren betalingsregelingen heeft getroffen. Het hof heeft de verklaringen van de curator en de betrokken partijen in overweging genomen. De curator bevestigde dat er voldoende saldo op de derdenrekening van de advocaat van de appellant staat om alle schulden te voldoen. Het hof concludeert dat aan de vereisten voor een faillissement niet langer is voldaan, en vernietigt het faillissement. De kosten van het faillissement worden ten laste van de appellant gesteld. Het hof wijst het verzoek tot faillietverklaring af en bepaalt dat de curator een vergoeding ontvangt voor zijn werkzaamheden.