In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen een appellante, eigenaar van een recreatiewoning op Chaletpark De Bosrand, en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het park. De appellante had een vordering ingesteld tegen de VvE, waarbij zij stelde dat zij schade had geleden door een defecte cv-ketel en dat zij deze schade mocht verrekenen met haar VvE-bijdrage. De VvE had echter de aansprakelijkheid afgewezen en de appellante had een bedrag van € 1.370,75 aan VvE-bijdragen onbetaald gelaten.
In eerste aanleg had de kantonrechter de vordering van de VvE toegewezen, maar de appellante ging in hoger beroep. Het hof overwoog dat de appellante niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar hoger beroep, omdat de totale waarde van de vordering in conventie en reconventie niet boven de appelgrens van € 1.750,-- uitkwam, zoals bepaald in artikel 332 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof concludeerde dat de vordering in reconventie slechts de strekking had om de appellante te bevrijden van de verplichting tot het betalen van het bedrag in conventie, waardoor de optelregel van toepassing was.
Het hof verklaarde de appellante niet-ontvankelijk in het hoger beroep en veroordeelde haar in de proceskosten van het hoger beroep, die werden begroot op € 716,-- aan griffierecht en € 2.277,-- aan salaris advocaat. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.