Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[handelsnaam],
11.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 4 juni 2019;
- de memorie na niet gehouden enquête van [appellant] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, betreft het een huurgeschil over een mestpunt. De appellant, handelend onder de naam [handelsnaam], heeft in hoger beroep de maatschap [de maatschap] aangeklaagd. De appellant stelde dat de geringere omvang van het mestpunt een gebrek vormde dat huurvermindering rechtvaardigde. Echter, uit het deskundigenbericht bleek dat dit niet het geval was. De tegenspraak van de appellant werd niet bewezen, en de vordering tot veroordeling van de maatschap tot betaling van € 400,-- werd niet toegewezen. Dit arrest is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin al was geoordeeld dat de vorderingen van de appellant in reconventie niet toewijsbaar waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet in de bewijslevering is geslaagd en dat de vordering in reconventie tot betaling van € 400,-- niet toewijsbaar is. Daarnaast is het bestreden vonnis van de kantonrechter, waarin de appellant werd veroordeeld tot betaling van € 5.300,-- aan achterstallige huur, bekrachtigd. De appellant had ook gegriefd tegen de beslissing over de wettelijke handelsrente, maar het hof oordeelde dat de kantonrechter deze correct had vastgesteld. De appellant werd ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 640,--, wat het hof eveneens bevestigde. Uiteindelijk werd de appellant in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.