3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
op 1 november 2016 is [appellant] hij Bridges2000 in dienst getreden als Sales Manager, op basis van een 40-urige werkweek en tegen een bruto maandsalaris van € 2.500,00, te vermeerderen met 8 % vakantiegeld;
de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, zijnde 6 maanden;
op 1 mei 2017 heeft [appellant] zijn werkzaamheden bij Bridges2000 voortgezet;
op 7 februari 2018 heeft [appellant] zich ziekgemeld bij Bridges2000;
na 7 februari 2018 heeft [appellant] geen salaris meer ontvangen;
Bridges2000 is op 12 juli 2018 verzocht en gesommeerd tot betaling van het achterstallig salaris over te gaan.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- Bridges2000 te veroordelen tot betaling van het salaris van € 2.500,00 bruto per maand vanaf februari 2018 tot en met augustus 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata tot de dag der algehele voldoening alsmede te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, onder gelijktijdige verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft;
- Bridges2000 te veroordelen tot betaling van de vakantietoeslag ten bedrage van € 2.400,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, althans vanaf 1 mei 2018, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft;
- Bridges2000 te veroordelen tot tijdige betaling van het salaris ten bedrage van € 2.500,00 bruto per maand vanaf september 2018 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zal komen, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen, telkens vanaf het moment van opeisbaarheid van de respectieve salarisperioden tot aan de dag van de voldoening;
Subsidiair:
- Bridges2000 te veroordelen tot betaling van het salaris van € 2.500,00 bruto per maand vanaf februari 2018 tot 1 mei 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening alsmede te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, onder gelijktijdige verstrekking van deugdelijke bruto/netto-specificaties op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft:
- Bridges2000 te veroordelen tot betaling van de vakantietoeslag ten bedrage van € 2.200,00 bruto (tot 1 mei 2018) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, althans vanaf 1 juni 2018, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft;
Zowel primair en subsidiair:
- Bridges2000 te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Na afloop van de tijdelijke arbeidsovereenkomst is [appellant] voor Bridges2000 door blijven werken, waardoor de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is verlengd. Een tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst, die zou aflopen op 1 mei 2018, is [appellant] niet bekend. De voor onbepaalde tijd verlengde arbeidsovereenkomst is niet rechtsgeldig beëindigd. Een opzegging daarvan heeft [appellant] niet ontvangen.
3.2.3.Bridges2000 heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij voert aan dat de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tot 1 mei 2018, is verlengd. Voordat deze door tijdverloop eindigde, heeft Bridges2000 [appellant] op 6 februari 2018 om een daarvoor bestaande dringende reden op staande voet ontslagen. Daarom heeft [appellant] vanaf 6 februari 2018 geen aanspraak meer op enige loonbetaling. Direct na de opzegging is een eindafrekening opgemaakt en uitbetaald.
3.2.4.In het vonnis van 16 oktober 2018 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat voorshands voldoende aannemelijk was geworden dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst [appellant] op 6 februari 2018 moet hebben bereikt, zodat ook voorshands wordt aangenomen dat [appellant] met ingang van die datum op staande voet ontslag is verleend. In dat geval kan volgens de kantonrechter niet worden geoordeeld dat de loonvordering van [appellant] in een te voeren bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen.