ECLI:NL:GHSHE:2019:413

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
200.250.480_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over ontslagaanzegging en loonvordering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen Bridges2000 B.V. over een ontslagaanzegging en een loonvordering. [Appellant] was in dienst bij Bridges2000 als Sales Manager en heeft zich op 7 februari 2018 ziekgemeld. Na deze datum ontving hij geen salaris meer. [Appellant] vorderde in kort geding betaling van zijn achterstallige salaris en vakantietoeslag, en stelde dat zijn arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was verlengd omdat hij na afloop van de tijdelijke overeenkomst doorbleef werken. Bridges2000 voerde aan dat de arbeidsovereenkomst op 6 februari 2018 rechtsgeldig was opgezegd op staande voet. De kantonrechter wees de vorderingen van [appellant] af, omdat voorshands aannemelijk was dat de opzegging de [appellant] had bereikt. In hoger beroep heeft [appellant] drie grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de ontslagbrief niet was bezorgd en dat de kans van slagen van de loonvordering in een bodemprocedure niet groot genoeg was om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van [appellant] tot terugbetaling af, waarbij hij in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team handelsrecht
zaaknummer 200.250.480/01
arrest van 5 februari 2019
in het kort geding van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. M.J.P. Faassen te Breda,
tegen
Bridges2000 B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Bridges2000,
advocaat: mr. C.H. Pannekoek te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 13 november 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 16 oktober 2018, door de kantonrechter als voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, gewezen tussen [appellant] als eiser en Bridges2000 als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7132999 VV EXPL 18-52)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven;
  • de memorie van antwoord van 18 december 2018.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
op 1 november 2016 is [appellant] hij Bridges2000 in dienst getreden als Sales Manager, op basis van een 40-urige werkweek en tegen een bruto maandsalaris van € 2.500,00, te vermeerderen met 8 % vakantiegeld;
de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, zijnde 6 maanden;
op 1 mei 2017 heeft [appellant] zijn werkzaamheden bij Bridges2000 voortgezet;
op 7 februari 2018 heeft [appellant] zich ziekgemeld bij Bridges2000;
na 7 februari 2018 heeft [appellant] geen salaris meer ontvangen;
Bridges2000 is op 12 juli 2018 verzocht en gesommeerd tot betaling van het achterstallig salaris over te gaan.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellant] bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
  • Bridges2000 te veroordelen tot betaling van het salaris van € 2.500,00 bruto per maand vanaf februari 2018 tot en met augustus 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata tot de dag der algehele voldoening alsmede te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, onder gelijktijdige verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft;
  • Bridges2000 te veroordelen tot betaling van de vakantietoeslag ten bedrage van € 2.400,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, althans vanaf 1 mei 2018, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft;
  • Bridges2000 te veroordelen tot tijdige betaling van het salaris ten bedrage van € 2.500,00 bruto per maand vanaf september 2018 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zal komen, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen, telkens vanaf het moment van opeisbaarheid van de respectieve salarisperioden tot aan de dag van de voldoening;
Subsidiair:
  • Bridges2000 te veroordelen tot betaling van het salaris van € 2.500,00 bruto per maand vanaf februari 2018 tot 1 mei 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening alsmede te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, onder gelijktijdige verstrekking van deugdelijke bruto/netto-specificaties op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft:
  • Bridges2000 te veroordelen tot betaling van de vakantietoeslag ten bedrage van € 2.200,00 bruto (tot 1 mei 2018) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, althans vanaf 1 juni 2018, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijft;
Zowel primair en subsidiair:
- Bridges2000 te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Na afloop van de tijdelijke arbeidsovereenkomst is [appellant] voor Bridges2000 door blijven werken, waardoor de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is verlengd. Een tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst, die zou aflopen op 1 mei 2018, is [appellant] niet bekend. De voor onbepaalde tijd verlengde arbeidsovereenkomst is niet rechtsgeldig beëindigd. Een opzegging daarvan heeft [appellant] niet ontvangen.
3.2.3.
Bridges2000 heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij voert aan dat de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tot 1 mei 2018, is verlengd. Voordat deze door tijdverloop eindigde, heeft Bridges2000 [appellant] op 6 februari 2018 om een daarvoor bestaande dringende reden op staande voet ontslagen. Daarom heeft [appellant] vanaf 6 februari 2018 geen aanspraak meer op enige loonbetaling. Direct na de opzegging is een eindafrekening opgemaakt en uitbetaald.
3.2.4.
In het vonnis van 16 oktober 2018 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat voorshands voldoende aannemelijk was geworden dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst [appellant] op 6 februari 2018 moet hebben bereikt, zodat ook voorshands wordt aangenomen dat [appellant] met ingang van die datum op staande voet ontslag is verleend. In dat geval kan volgens de kantonrechter niet worden geoordeeld dat de loonvordering van [appellant] in een te voeren bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen.
3.3.
[appellant] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen, alsmede tot veroordeling van Bridges2000 om al hetgeen hij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Bridges2000 heeft betaald terug te betalen.
3.4.
Het spoedeisend belang bij het gevorderde is in hoger beroep niet betwist en vloeit ook voort uit de aard van vordering (doorbetaling van loon ter voorziening in het levensonderhoud).
3.5.
Het hof stelt voorop dat de aard van de onderhavige procedure, die erop is gericht om met spoed een voorlopige voorziening te verkrijgen, meebrengt dat geen ruimte bestaat voor een uitvoerig onderzoek naar de juistheid van de door partijen ter onderbouwing van hun standpunten aangevoerde feiten en/of omstandigheden. Op basis van de nu beschikbare gedingstukken dient beoordeeld te worden of de vorderingen van [appellant] in een te voeren bodemprocedure een dermate grote kans van slagen zullen hebben dat het – mede gelet op de over en weer bestaande belangen van partijen – gerechtvaardigd is door het treffen van een voorziening op die beslissing vooruit te lopen.
3.6.
De grieven 1 en 2 zijn gericht tegen het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat Bridges2000 [appellant] op 6 februari 2018 op staande voet ontslag heeft aangezegd en de daaraan ten grondslag gelegde motivering, meer in het bijzonder de waardering van ter onderbouwing van haar verweer door Bridges2000 overgelegde verklaringen. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
3.7.1.
Het voorlopig oordeel van de kantonrechter berust in hoofdzaak op de verklaring van de heer [getuige 1] , die door Bridges2000 als productie 13 bij brief van 21 september 2018 in eerste aanleg in het geding is gebracht. Deze verklaart hierin onder meer:
“Tijdens de dagen dat [appellant] afwezig was en niet meer op kantoor kwam, hebben ondergetekende en de heer [directeur/eigenaar van het bedrijf] , directeur/eigenaar van het bedrijf, het ontslag besproken en de ontslagbrief opgesteld.
Deze brief is door ondergetekende en de heer [directeur/eigenaar van het bedrijf] in zijn brievenbus gestopt.”
3.7.2.
Voorts heeft de kantonrechter bij zijn beoordeling de verklaring meegewogen van [getuige 2] , productie 14 bij de hiervoor genoemde brief. Deze verklaart onder meer:
“Op dinsdag 06 februari jl kwam [appellant] , terwijl ik in de werkplaats aan het werk was en overhandigde mij alle bedrijfs sleutels met de woorden “die heb ik niet meer nodig”.
Hij maakte een verwarde indruk, ik begreep hem niet.
En hij zei: “ik kom niet meer werken”.”
3.8.
De kantonrechter heeft in aanmerking genomen dat [appellant] de betrouwbaarheid van de verklaring van de heer [getuige 1] in twijfel heeft getrokken en heeft overwogen dat de door [appellant] daartoe aangevoerde argumenten niet zonder meer aanleiding geven om te veronderstellen dat de verklaring van de heer [getuige 1] onjuist zou zijn. Zo ook heeft de kantonrechter overwogen dat de enkele ontkenning door [appellant] dat het inleveren van de sleutels verband hield met een hem gegeven ontslag, niet voldoende is om de verklaring van [getuige 2] te ontkrachten. [appellant] stelt weliswaar dat het inleveren van de sleutels verband hield met een door hem op te nemen vakantie, maar Bridges2000 heeft dat betoog in de memorie van antwoord sub 7 gemotiveerd betwist. De onderhavige procedure biedt geen ruimte voor een nader onderzoek naar de duiding van de handeling van [appellant] of de context waarin deze heeft plaatsgevonden.
3.9.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] gewezen op een WhatsApp-wisseling tussen de heer [getuige 1] en [appellant] . Dienaangaande stelt het hof vast dat deze berichtenwisseling dateert van 13 augustus 2018, een moment waarop [appellant] - blijkens sommatiebrief van 12 juli 2018 - al een gemachtigde had ingeschakeld. Uit de berichtenwisseling blijkt niet meer dan dat de heer [getuige 1] kennelijk heeft geïnformeerd of de inspanningen van de gemachtigde van [appellant] al tot betaling(en) hadden geleid. Ook hier geldt dat zonder nadere informatie over de context waarin deze berichtenwisseling is gevoerd deze communicatie op zich niets zegt over de juistheid of onjuistheid van de eerder door de heer [getuige 1] afgelegde verklaring.
3.10.
Het hof komt bij beoordeling van de beschikbare gedingstukken tot hetzelfde oordeel als de kanontrechter. Naar de huidige stand van zaken laat zich immers vaststellen dat ten minste één getuige kan verklaren dat de ontslagbrief bij [appellant] is bezorgd. Zoals hiervoor al is overwogen is biedt de onderhavige procedure geen ruimte voor een uitvoerig onderzoek naar de feiten. Ook het hof is voorshands van oordeel dat bij de huidige stand van zaken de kans van slagen van een loonvordering in een daartoe te voeren bodemprocedure niet dermate groot kan worden ingeschat dat het – met inachtneming van de wederzijdse belangen van partijen, waaronder enerzijds het belang om in het levensonderhoud te kunnen voorzien en anderzijds het restitutierisico bij toewijzing van het gevorderde – gerechtvaardigd is om op een toewijzing van die loonvordering vooruit te lopen.
3.11.
Het voorgaande voert het hof tot de slotsom dat de grieven 1 en 2 falen. De grief die is gericht tegen de beslissing ten aanzien van de proceskosten treft in dat geval het zelfde lot. Nu alle grieven falen, zal het vonnis van de kantonrechter worden bekrachtigd. De vordering van [appellant] tot veroordeling van Bridges2000 tot terugbetaling van hetgeen [appellant] op grond van het bestreden vonnis aan Bridges2000 heeft voldaan, moet daarom worden afgewezen. [appellant] heeft in hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij te gelden en zal om die reden worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst af de vordering van [appellant] tot veroordeling van Bridges2000 tot terugbetaling van hetgeen [appellant] op grond van het vonnis aan Bridges2000 heeft voldaan;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Bridges2000 op € 1.978,= aan griffierecht en op € 1.391,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en R.J.M. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 februari 2019.
griffier rolraadsheer