Op 31 oktober 2019 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte die wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan de invoer van vierhonderdenzestig kilo cocaïne. De verdachte had eerder een verzoek ingediend tot opheffing van de voorlopige hechtenis, maar dit was door de rechtbank afgewezen. Het hof heeft de zaak opnieuw bekeken en gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.C. van der Want.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wordt verweten medeplichtigheid aan een ernstig strafbaar feit, waarvoor een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer kan worden opgelegd. Dit feit heeft de rechtsorde ernstig geschokt en er is een risico op herhaling. De verdachte zou voor zijn bijdrage aan de invoer van cocaïne ook financieel beloond zijn, wat de kans op herhaling vergroot. Het hof heeft echter ook gekeken naar de omstandigheden waaronder de verdachte heeft gehandeld, waaronder de mogelijkheid dat hij onder druk is gezet als werknemer.
Het hof heeft geoordeeld dat er ruimte is voor schorsing van de voorlopige hechtenis, gezien de omstandigheden van de zaak. Het hof heeft voorwaarden gesteld aan de schorsing, waaronder het meewerken aan schuldhulpverlening en het onder behandeling blijven van een psychiater. De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst, met inachtneming van de gestelde voorwaarden. Het hof heeft het hoger beroep afgewezen en de beslissing van de rechtbank bevestigd, maar heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen.