In deze zaak, die op 7 november 2019 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de bekrachtiging van een machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, geboren in 2011, die bij pleegouders verblijven. De pleegouders, appellanten in deze zaak, hebben in hoger beroep de beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 en 21 augustus 2019 aangevochten, waarin de rechtbank een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing heeft verleend. De pleegouders hebben verzocht deze beschikkingen te vernietigen en de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) af te wijzen. De GI heeft echter verzocht het hoger beroep af te wijzen en de eerdere beschikkingen in stand te laten.
De mondelinge behandeling vond plaats op 15 oktober 2019, waarbij de pleegouders bijgestaan werden door hun advocaat, mr. drs. M. Erkens. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming waren ook vertegenwoordigd. De zaak heeft betrekking op ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, waaronder vermoedens van seksueel misbruik en een gebrek aan vertrouwen in de pleegouders. De rechtbank had eerder de ouders ontheven van het gezag en de GI benoemd tot voogd. Het hof heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de kinderen, gezien de zorgen over hun veiligheid en ontwikkeling.
Het hof heeft uiteindelijk de bestreden beschikkingen bekrachtigd, waarbij het verzoek van de pleegouders tot schorsing van de werking van de beschikking van 21 augustus 2019 niet-ontvankelijk is verklaard. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van de uithuisplaatsing en de ernst van de situatie van de kinderen.