De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – het volgende aan.
Hoewel hij erkent dat de communicatie tussen hem en de moeder kan worden verbeterd, weerspreekt hij de door de rechtbank benoemde ouderstrijd. De vader is bereid om -zo nodig- met tussenkomst van een mediator de onderlinge communicatie te verbeteren.
[de zoon] komt volgens de vader niet in een loyaliteitsconflict. Hij is gewend om zowel bij de vader en de moeder te wonen en voelt zich niet onder druk gezet om te moeten kiezen tussen de ouders. Volgens de vader heeft [de zoon] niet het gevoel dat hij tussen beide ouders in staat en heeft de rechtbank derhalve ten onrechte geoordeeld dat [de zoon] - door de strijd tussen de ouders - in een loyaliteitsconflict dreigt te komen.
Voorts heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het in de huidige situatie in het belang is van [de zoon] dat niet beide ouders tot bewindvoerder en mentor worden benoemd.
De vader benadrukt dat hij - nu de moeder tot mentor is benoemd - buiten spel wordt gezet; hij heeft geen enkele inbreng meer als het gaat om de niet-vermogensrechtelijke belangen van [de zoon] . De vader wenst, zeker nu er sprake is van een zogenaamde co-ouderschapsregeling, op een gelijkwaardige wijze betrokken te blijven bij het wel en wee van [de zoon] . Hij, de vader, is evengoed geschikt om als mentor van [de zoon] te fungeren.
De vader stelt dat de rechtbank - uit het met [de zoon] gevoerde gesprek - ten onrechte de eenzijdige conclusie heeft getrokken dat de moeder tot bewindvoerder en mentor moet worden benoemd. De vader wijst erop dat [de zoon] op het niveau van een 7-jarige functioneert en beïnvloedbaar is. De vader meent derhalve dat op basis van de ter zitting aan hem gestelde vragen ter zitting niet kan geoordeeld worden dat enkel de moeder de financiële en niet-financiële zaken dient te regelen.
Tot slot heeft de rechtbank volgens de vader ten onrechte geoordeeld dat de moeder tot bewindvoerder en mentor moet worden benoemd, omdat zij in de praktijk al jarenlang de financiële zaken voor [de zoon] regelt. De vader stelt dat dit enkel gedeeltelijk juist is.
De vader stelt dat de moeder hem onvoldoende inzage toonde en toont in de door haar maandelijkse ontvangsten van kindergeld uit België en de door haar gedane uitgaven ten behoeve van [de zoon] . De vader wenst deze gelden anders te verdelen en krijgt niet de gelegenheid daarvoor, terwijl hij wel maandelijks gelijke bijdragen levert in de kosten van het levensonderhoud van [de zoon] .