Met de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat de diefstal van de vogels door de verdachte is gepleegd. Derhalve zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
II.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2018 volgt dat [getuige] heeft verklaard dat hij tot drie keer toe van de Nederlandse man, van wie hij een signalement heeft opgegeven, en welke aangaf te zijn meneer [benadeelde] , exotische vogels heeft gekocht met de daarbij behorende CITES-formulieren op naam van [benadeelde] , dat hij op die 22e maart 2018 heeft begrepen dat deze papegaaien van diefstal afkomstig waren, dat hij niet precies weet hoeveel papegaaien hij heeft opgekocht van de persoon en wat hij er precies voor heeft betaald, en hij ook niet precies weet aan wie hij de papegaaien inmiddels heeft doorverkocht; dat kan hij nakijken in zijn administratie.
Uit het proces-verbaal van verhoor d.d. 24 maart 2018 blijkt daarentegen dat [getuige] , toen hij als verdachte werd gehoord, heeft verklaard dat de betreffende man die hem vogels heeft verkocht, twee maal, op 15 februari en op 17 februari 2018, bij hem vogels heeft gebracht. Hij heeft toen bovenvermeld signalement opgegeven. Hij heeft verklaard de man nooit eerder te hebben gezien of gesproken.
Naar aanleiding van een e-mailbericht van de aangever [benadeelde] , waarin hij aangaf dat de verdachte zich naar zijn gevoel vreemd gedroeg, is op 3 april 2018 een controle uitgevoerd van de volières van de verdachte en van diens zoon, [naam] . Daarbij zijn geen onregelmatigheden geconstateerd.
Op 10 april 2018 is [getuige] opnieuw gehoord, toen als getuige, en is hem door verbalisant [verbalisant] met toestemming van de officier van justitie Swinkels een tweetal foto’s getoond, te weten een foto van de verdachte en een foto van zijn zoon. Daarop heeft de getuige verklaard dat hij zeker weet dat de gestolen vogels door deze twee mannen aan hem zijn verkocht. Op donderdag (hof: 15 februari 2018) was de oudere man alleen gekomen en op zaterdag (hof: 17 februari 2018) waren de twee mannen samen gekomen, aldus de getuige [getuige] . Naar aanleiding van deze positieve fotoherkenning door [getuige] is de verdachte als verdachte aangemerkt.
Het hof stelt met de raadsman vast dat, nu andere aanknopingspunten die kunnen wijzen op een mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij de verkoop van de vogels van [benadeelde] aan [getuige] , ontbreken, de verdenking van opzetheling enkel is gebaseerd op de fotoherkenning door [getuige] .
III
De raadsman van de verdachte heeft in dat verband aangevoerd dat de betreffende fotoconfrontatie niet voldoet aan de daaraan gestelde brancherichtlijnen. Bovendien kan de positieve herkenning niet tot het bewijs bijdragen, nu het een enkelvoudige fotoconfrontatie betreft terwijl [getuige] heeft verklaard dat hij de verdachte niet kende.
Het hof overweegt met betrekking tot het gevoerde verweer dat de herkenning van een verdachte op basis van een door de politie aan een getuige getoonde foto van verdachte onder omstandigheden voor het bewijs kan worden gebruikt. Wel is het van belang met de enkelvoudige fotoconfrontatie zorgvuldig om te gaan. De enkelvoudige fotoconfrontatie kan slechts worden gebruikt in het geval de getuige en de verdachte elkaar voorafgaande aan de fotoconfrontatie kenden. Daarnaast is bij de beoordeling van de waarde van een enkelvoudige fotoconfrontatie het tijdsverloop tussen de ontmoeting en het tonen van de foto van belang, alsmede de hoedanigheid en frequentie waarin de getuige en de verdachte elkaar eerder hebben getroffen.
Het hof stelt vraagtekens bij de positieve herkenning van de verdachte door [getuige] , reeds omdat de verdachte niet goed past in het door [getuige] eerder opgegeven signalement. Dit signalement acht het hof onvoldoende specifiek. Een zeer opvallend kenmerk van de verdachte is immers zijn kale hoofd, hetgeen niet alleen blijkt uit het dossier maar ook door het hof ter terechtzitting is waargenomen. Door [getuige] wordt in het geheel niet genoemd dat de persoon die hem de vogels heeft aangeboden een kaal hoofd had, hetgeen naar het oordeel van het hof voor de hand zou hebben gelegen als het verdachte was geweest. Van een hoofddeksel of andere hoofdbedekking wordt evenmin melding gemaakt. Bovendien is verdachte beduidend ouder (thans: 58 jaar) dan in de door [getuige] opgegeven beschrijving (40 tot 45 jaar).
Voorts heeft het hof moeten vaststellen dat [getuige] wisselende verklaringen heeft afgelegd over hoe vaak de man vogels aan hem heeft aangeboden (2 of 3 keer). Bovendien verklaart de getuige, op het moment dat de politie hem foto’s van de verdachte en zijn zoon toont, ineens dat op zaterdag 17 februari 2018 sprake was van twee mannen die de vogels kwamen brengen. Tot slot stelt het hof vast dat de getuige, toen hem de vogels werden aangeboden, niet om een legitimatie heeft gevraagd en blijkt de door hem gevoerde administratie omtrent die vogels niet op orde (ongedateerde en handgeschreven bonnen, waarvan één bon zonder naam).
Ten slotte neemt het hof nog het volgende in ogenschouw. [getuige] heeft verklaard dat hij de persoon die hem de vogels had verkocht, nooit eerder heeft ontmoet. Verdachte heeft dit bestreden en met bonnen aangetoond dat hij wel degelijk eerder, in 2017, in [vestigingsplaats] bij de handelaar [getuige] is geweest.