In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] 2016. De moeder, appellante in deze procedure, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 19 april 2019 aangevochten, waarin haar ouderlijk gezag werd beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) tot voogd werd benoemd. De moeder heeft verzocht om de beschikking te vernietigen en het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2019 zijn zowel de moeder als vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De moeder heeft aangevoerd dat zij geen eerlijke kans heeft gekregen om te laten zien dat zij in staat is om voor haar kind te zorgen en dat de gezagsbeëindiging niet in het belang van het kind is. De GI en de raad hebben echter betoogd dat er duidelijkheid moet komen over het opvoedperspectief van het kind, dat sinds 17 februari 2016 onder toezicht staat van de GI en uit huis is geplaatst. Het hof heeft overwogen dat de belangen van het kind voorop staan en dat de moeder niet in staat is om de zorg te bieden die het kind nodig heeft. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van het kind bij continuïteit en duidelijkheid zwaarder weegt dan het emotionele belang van de moeder bij behoud van haar gezag.