5.5Tussen partijen is niet in geschil dat de man onderhoudsplichtig is ten opzichte van zijn twee stiefkinderen.
Uit de door de man overgelegde echtscheidingsbeschikking van 2 september 2011, gegeven tussen zijn huidige partner en de vader van de stiefkinderen, en de overgelegde pagina’s van het tussen zijn huidige partner en de vader van de stiefkinderen overeengekomen echtscheidingsconvenant blijkt een behoefte van de stiefkinderen van in totaal € 900,-- per maand in 2011. Met de verhoging naar € 1.044,-- per maand zal het hof geen rekening houden, nu dit betrekking had op de destijds overeengekomen co-ouderschapsregeling. Geïndexeerd naar 2018 bedraagt de behoefte in totaal € 990,-- en derhalve € 495,-- per kind per maand.
Op de behoefte van de kinderen dient in mindering te worden gebracht de door hen ontvangen nabestaandenuitkering. Het hof heeft niet de beschikking over de jaaropgave 2018 van het [pensioenfonds] Pensioenfonds, maar acht het voldoende aannemelijk dat de uitkering in 2018 nagenoeg gelijk is aan de uitkering in 2017, in welk jaar de uitkering volgens de jaaropgave 2017 € 3.072,-- per kind per jaar bedraagt, ofwel € 256,-- per kind per maand.
De behoefte van de stiefkinderen bedraagt derhalve € 239,-- per kind per maand.
Het oudste stiefkind van de man is op [geboortedatum oudste stiefkind] 2019 achttien jaar geworden en zij volgt een MBO-opleiding. De man heeft onvoldoende onderbouwd dat het oudste stiefkind – nu zij jongmeerderjarig is en studeert – nog altijd (dezelfde) behoefte heeft van € 239,-- per maand. Het lag op zijn weg, tegenover het gemotiveerde en door hem onweersproken verweer van de vrouw dat het oudste stiefkind studiefinanciering ontvangt en dat dit behoefte verlagend werkt, met geen enkel nadere concreet feit of gegeven onderbouwd. Ook overigens heeft de man, ook in hoger beroep, nagelaten concrete feiten en omstandigheden te stellen. Het hof is dan ook niet in de gelegenheid de behoefte van het oudste stiefkind vast te stellen, hetgeen voor rekening en risico van de man komt. Vanaf [geboortedatum oudste stiefkind] 2019 houdt het hof geen rekening meer met een behoefte van het oudste stiefkind.
5.6.1De man voert aan dat zijn draagkracht lager is dan de door de rechtbank berekende draagkracht.
5.6.2Het hof neemt bij de bepaling van de draagkracht van de man zijn netto besteedbaar inkomen tot uitgangspunt.
5.6.3Voor de periode van 1 april 2018 tot 1 april 2019 gaat het hof uit van de volgende gegevens, blijkende uit de overgelegde salarisspecificaties over mei en juni 2018:
- een belastbaar loon van € 6.836,21 bruto per maand;
- een persoonlijk budget van € 1.679,66 bruto per maand; de man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn dertiende maand en bonussen in het persoonlijk budget verdisconteerd zijn en hij heeft onbetwist gesteld dat in dit bedrag zijn vakantiegeld is opgenomen;
- de tijdelijke pensioentoeslag van € 60,-- per maand;
- premie ANW-hiaat € 27,46 per maand;
- pensioenbijdrage € 146,88 per maand.
Bij het berekenen van het netto besteedbaar inkomen ten behoeve van de bepaling van de draagkracht houdt het hof rekening met de arbeidskorting.
Onder de gegeven omstandigheden en op basis van de stukken van het geding stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de man vast op € 4.811,-- per maand. Aan de hand van de formule 70% [NBI - (0,3 NBI + € 920)] bedraagt de draagkracht van de man € 1.714,-- per maand.
De man is onderhoudsplichtig voor alle vier de (stief)kinderen. Zijn draagkracht dient naar rato van behoefte te worden verdeeld over alle vier de (stief)kinderen. De totale behoefte van de (stief)kinderen bedraagt € 1.704,-- per maand. Nu de draagkracht van de man de totale behoefte van de (stief)kinderen overstijgt kan een verdeling van de draagkracht van de man achterwege blijven.
5.6.4Vanaf 1 april 2019 gaat het hof uit van de volgende gegevens, blijkende uit de overgelegde salarisspecificatie van augustus 2019:
- een belastbaar loon van € 7.175,09 bruto per maand;
- een persoonlijk budget inclusief vakantiegeld van € 1.338,87 bruto per maand; de man heeft onbetwist gesteld dat hij een deel van het persoonlijk budget altijd heeft gebruikt voor het kopen van extra vakantiedagen; naar het oordeel van het hof heeft de man voldoende aannemelijk gemaakt dat hij dit vorig jaar is vergeten waardoor zijn persoonlijk budget vorig jaar hoger was; voorts heeft de man voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn dertiende maand en bonussen in het persoonlijk budget verdisconteerd zijn;
- premie ANW-hiaat € 20,66 per maand;
- pensioenbijdrage € 146,14 per maand.
Bij het berekenen van het netto besteedbaar inkomen ten behoeve van de bepaling van de draagkracht houdt het hof rekening met de arbeidskorting.
Onder de gegeven omstandigheden en op basis van de stukken van het geding stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de man vast op € 4.832,-- per maand. Aan de hand van de formule 70% [NBI - (0,3 NBI + € 950)] bedraagt de draagkracht van de man € 1.702,-- per maand.
De man is onderhoudsplichtig voor alle vier de (stief)kinderen. Zijn draagkracht dient naar rato van behoefte te worden verdeeld over de vier (stief)kinderen voor zover met hun behoefte rekening wordt gehouden. Over de periode van 1 april 2019 tot [geboortedatum oudste stiefkind] 2019 bedraagt de totale behoefte van de (stief)kinderen € 1.704,-- per maand en vanaf [geboortedatum oudste stiefkind] 2019 € 1.465,-- per maand. Nu de draagkracht van de man (nagenoeg) voldoende is om in de totale behoefte van de (stief)kinderen te voorzien kan een verdeling van zijn draagkracht achterwege blijven.