3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.Partijen zijn op 14 juni 2001 gehuwd in gemeenschap van goederen. Op 29 juni 2015 is het verzoek tot echtscheiding ingediend. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 maart 2016 is de echtscheiding van partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 13 september 2016 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.1.2.Tot de (inmiddels ontbonden) huwelijksgemeenschap van partijen behoort de woning, staande en gelegen aan de [adres] , [postcode] te [plaats] (hierna: de woning).
3.1.3.De man is na het uiteengaan van partijen in de woning blijven wonen.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert de vrouw bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:
haar te machtigingen tot het te gelde maken van de woning, met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is;
te bepalen dat het vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de man tot het in de verkoop geven van de woning bij een door de vrouw in te schakelen makelaar;
te bepalen dat het vonnis in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
de man te veroordelen tot medewerking, in de ruimste zin van het woord, waaronder onder meer begrepen afgifte van een sleutel aan de door de vrouw in te schakelen makelaar voor de bezichtiging door potentiële kopers en het leeg en schoon opleveren van de woning met aanhorigheden bij levering van de woning, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per keer dat hij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,--;
de man te veroordelen in de proceskosten, daaronder begrepen het salaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft de vrouw kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Zij betaalt sinds 13 september 2016 de helft van de aan de woning verbonden eigenaarslasten met een totale hoogte van bijna € 500,-- per maand. Eerst wilde de man de woning “overnemen”, vervolgens heeft hij aangegeven dat de woning moet worden verkocht. De man werkt de verkoop echter tegen (hij heeft de woning tegen een niet marktconforme prijs aangeboden, door zijn handelen is een potentiële koper afgehaakt, hij heeft diverse bezichtigingen geannuleerd en aangegeven de woning niet te willen verkopen) en hij overlegt niet met de vrouw of de verkoop dan wel “overname” van de woning.
Zij heeft een spoedeisend belang dat de woning, na twee jaar, op korte termijn zal worden verkocht zodat zij niet meer hoeft bij te dragen in de kosten hiervan. Zij wil dat beide partijen zonder schuld uit de verkoop van de woning komen; in de reeds aanhangige verdelingsprocedure kunnen alle gemaakte en te maken verkoopkosten worden meegenomen. Zij heeft geen vertrouwen meer in de mondelinge toezeggingen van de man – hij komt deze niet na – en wil daarom de verkoop zelf bewerkstelligen. Bovendien zegt de man zijn aandeel in de aan de woning verbonden lasten niet meer te willen betalen. De woning kan niet langer onverdeeld blijven.
3.2.3.De man heeft verweer gevoerd. Hij heeft aan alle verkoopverplichtingen jegens de makelaar voldaan en diens verkoopadviezen opgevolgd. Als dit anders was geweest, zou de makelaar de verkoopopdracht kunnen teruggeven en dat is niet gebeurd. De potentiële koper bleek onbetrouwbaar te zijn; hij wil de woning overnemen voor verhuur in plaats van eigen bewoning. De vrouw werkt de verkoop tegen (zij draagt niet bij in de onderhoudskosten, reageert pas laat op voorstellen van de man tot “overname” van de woning en de door de hem gehanteerde verkoopprijs). Hij heeft er geen bezwaar tegen als de vrouw zelf de verkoop ter hand neemt en wil haar daartoe een volmacht geven. Hij zal meewerken aan de bezichtigingen. De verkoop moet plaatsvinden tegen een marktconforme prijs. De reeds door hem gemaakte verkoopkosten moeten worden meegenomen bij de nog te maken verkoopkosten.
3.2.4.De
voorzieningenrechterheeft de vorderingen sub 1 en 3 afgewezen en de vorderingen sub 2 en 4 toegewezen. Hij heeft daartoe als volgt overwogen (rov. 4.3. en 4.4.):
“Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw onvoldoende gewichtige redenen gesteld die een machtiging tot te gelden maken rechtvaardigen en slechts als randvoorwaarde gesteld dat een verkoopprijs gehanteerd dient te worden waarbij na aflossing van de hypothecaire geldlening, rekening houdende met de waarde van de daaraan gekoppelde verzekeringen en aftrek van alle verkoopkosten, partijen geen restschuld overhouden: dit is onvoldoende. Onder meer is niet gebleken van een reëel executiegevaar waardoor de medewerking van de man niet kan worden afgewacht. Wel heeft de vrouw, gelet op het voortduren van de door haar te betalen helft van de eigenaarslasten, voldoende onderbouwd dat zij belang heeft bij zeer spoedige verkoop van die woning. Uit de onvoldoende weersproken stellingen van de vrouw volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende dat de man tot op heden onvoldoende medewerking heeft verleend aan de verkoop van de woning. Zo heeft de man, zonder daar zelf belang bij te hebben, aan een eerdere koper zodanige voorwaarden gesteld, dat hierdoor de verkoop niet is doorgegaan. De enkele toezegging van de man de vrouw een verkoopvolmacht te zullen geven kan niet tot een ander oordeel leiden. De vrouw heeft in dat licht voldoende onderbouwd gesteld dat het overleg met de man moeizaam verloopt, er moeilijk afspraken kunnen worden gemaakt en als deze afspraken wel worden gemaakt dat de man daar in een later stadium op terugkomt.”
Aan de veroordeling onder 4 heeft de voorzieningenrechter een dwangsom verbonden van € 500,-- voor iedere keer de man weigert zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. De dwangsom is gemaximeerd tot een bedrag van € 12.500,--. De proceskosten zijn gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.3.1.De
vrouwis tijdig in hoger beroep gekomen. Zij heeft geconcludeerd tot, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter en opnieuw rechtdoende:
de vrouw te machtigen tot het te gelde maken van de woning met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is;
te bepalen dat het arrest in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de man tot het in de verkoop geven van de woning bij een door de vrouw in te schakelen makelaar;
te bepalen dat het arrest in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
de man te veroordelen tot medewerking, in de ruimste zin van het woord, waaronder onder meer begrepen afgifte van een sleutel aan de door de vrouw in te schakelen makelaar voor de bezichtiging door potentiële kopers en het leeg en schoon opleveren van de woning met aanhorigheden bij levering van de woning, op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere keer dat de man niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 25.000,--
veroordeling van de man in de kosten van beide instanties.
De vrouw heeft hiertoe drie grieven aangevoerd. De grieven gaan over:
1. de machtiging te gelde maken (grief 1);
2. de afwijzing van de vorderingen onder 1 en 3 (grief 2)
3. de compensatie van de proceskosten (grief 3).
De eerste en tweede grief zullen gelet op hun onderlinge samenhang gezamenlijk worden besproken.
3.3.2.Tegen de man is verstek verleend.