Uitspraak
15.Het verdere geding in hoger beroep
16.De verdere beoordeling
Ondergetekenden,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is op 29 oktober 2019 een arrest gewezen in het hoger beroep van een geschil tussen [appellant], wonende in België, en [geïntimeerde]. De zaak betreft een vaststellingsovereenkomst die partijen hebben gesloten ter beëindiging van hun geschil over werkzaamheden die [de vennootschap] in 2006 voor [geïntimeerde] heeft uitgevoerd. De eerdere vonnissen van de rechtbank Limburg, die betrekking hadden op dit geschil, zijn op 29 juli 2015 en 16 maart 2016 gewezen.
Het hof heeft in eerdere tussenarresten partijen toegelaten tot bewijslevering en heeft hen in de gelegenheid gesteld om een H-formulier in te dienen met de ondertekende vaststellingsovereenkomst. Op 2 oktober 2019 hebben beide partijen deze overeenkomst ondertekend, waarin is afgesproken dat [geïntimeerde] een bedrag van € 22.000,-- zou betalen, gevolgd door 13 maandelijkse termijnen van € 1.500,--. Deze betalingen zijn bedoeld ter finale delging van een factuur van € 50.164,66 die door [appellant] is ingediend.
Het hof heeft overwogen dat partijen een executoriale titel wensen, maar niet op een mondelinge behandeling willen verschijnen. Het hof heeft daarom besloten dat [appellant] zijn vordering wijzigt overeenkomstig de bereikte regeling en dat [geïntimeerde] instemt met deze wijziging. Het hof heeft de bestreden vonnissen vernietigd en de gewijzigde vordering van [appellant] toegewezen, waarbij de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 oktober 2019.