In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van een appellant die zich bevond in een geschil met een geïntimeerde over een geldlening van € 220.000,--. De zaak was een vervolg op eerdere tussenarresten en betrof de vraag of de geïntimeerde het saldo van een Profijtrekening had verzwegen, wat zou kunnen leiden tot verbeurdverklaring van het geleende bedrag op grond van artikel 3:194 BW. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde niet had voldaan aan haar verplichting om relevante informatie te verstrekken, zoals vereist door artikel 21 Rv. Dit leidde tot de conclusie dat het geleende bedrag zich op de peildatum onder de geïntimeerde bevond, en dat de appellant recht had op een deel van dit bedrag. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant voor zover het de geldlening betrof en bepaalde dat de appellant € 59.493,-- aan de geïntimeerde diende te voldoen. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.