14.2uur ( [observant 5] en Buch)
De Opel Vectra met de vier inzittenden rijdt weg bij het tankstation richting [adres 4] . Op het einde van die weg, bij het restaurant is de Opel Vectra gedraaid en rijdt dezelfde weg terug.
Vervolgens wordt er overgegaan tot de aanhouding van de vier personen in de Opel Vectra en de man die bij de Mercedes staat.
Na de aanhouding van de verdachten bleek dat zij de volgende personalia hadden:
man genoemd onder 1: [medeverdachte 5] , geboren [geboortedatum] ;
man genoemd onder 2: [medeverdachte 3] , geboren [geboortedatum] ;
man genoemd onder 3: [medeverdachte 4] , geboren [geboortedatum] ;
man genoemd onder 4: [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum] ;
man genoemd onder 5: [verdachte] , geboren [geboortedatum] .
Uit de gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam, blijkt dat het kenteken [kenteken Opel] is afgegeven voor een blauwe Opel Vectra en op naam staat van: [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum] , wonende [woonadres medeverdachte 5] .
3. Een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met op het voorblad de vermelding 'Proces-verbaal van relaas onderzoek Binchois', met gedeeltelijk doorlopende paginanummering, waaronder een proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming van de Nationale Recherche, Unit Randstad Noord, proces-verbaalnummer RN-05-18, gedateerd 8 april 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] , inspecteur van de Nationale Recherche, Unit Randstad Noord, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt als relaas van bevindingen van de verbalisant voornoemd:
Op vrijdag 8 april 2005 heb ik, verbalisant, de navolgende voorwerpen, in Amsterdam aangetroffen in het voertuig met kenteken [kenteken Opel] onder de rechter voorstoel, inbeslaggenomen: 118 biljetten van 500 euro.
4. Een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met op het voorblad de vermelding 'Proces-verbaal. Pv.nr. PL 1532/2004/45815-BD 35. Onderzoek Goudsnip' van de Politie Haaglanden / Hollands Midden, BRT/IFT, Project Goudsnip, met gedeeltelijk doorlopende paginanummering, waaronder een proces-verbaal van bevindingen van de Politie Haaglanden/Hollands Midden, BRT/IFT, proces-verbaalnummer PL 15032/2004/45815, gedateerd 24 oktober 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent van politie Haaglanden, pagina 008, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt als relaas van bevindingen van de verbalisant voornoemd:
Op 5 juli 2005 is getracht [medeverdachte 2] [het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ] [medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum] te Turkije, in zijn woning aan te houden. De verdachte was op dat moment niet in zijn woning. De verdachte heeft zich op 7 juli 2005 gemeld, waarop hij is aangehouden.
5. Een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met op het voorblad de vermelding 'Proces-verbaal. Pv.nr. PL 1532/2004/45815-BD 39. Onderzoek Goudsnip' van de Politie Haaglanden / Hollands Midden, BRT/IFT, Project Goudsnip, met gedeeltelijk doorlopende paginanummering, waaronder een proces-verbaal van bevindingen van de Politie Haaglanden/Hollands Midden, Bureau Bovenregionale Recherche, proces-verbaalnummer PL1503/2004/45815, gedateerd 13 september 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] , brigadier van de regiopolitie Haaglanden, pagina 008, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt als relaas van bevindingen van de verbalisant voornoemd:
Ter aanhouding van de verdachte [medeverdachte 6] werd de woning aan de [woonadres medeverdachte 6] op 13 september 2005 te 06.04 uur betreden. In de woning werd vervolgens de verdachte [medeverdachte 6] aangetroffen en aangehouden.
6. Een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met op het voorblad de vermelding 'Index [proces-verbaal] aanvullend relaas Binchois', van de Nationale Recherche, Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Randstad Noord, Vestiging Amsterdam, Team 1, proces-verbaalnummer RN 05-18, met gedeeltelijk doorlopende paginanummering, waaronder een proces-verbaal van bevindingen van District KMar Schiphol/Brigade Centrale Vreemdelingenzaken, afdeling Doc & Info, mutatienummer PL278D/05-056567, gedateerd 24 juni 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] , opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee, pagina 000134, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt als relaas van bevindingen van de verbalisant voornoemd:
Op 24 juni 2005 werd door personeel van de Nationale Recherche te Amsterdam verzocht een onderzoek in te stellen naar de juistheid van 118 (honderdachttien) EURO bankbiljetten met een opdrukwaarde van 500 EURO (…). Ten behoeve van het onderzoek werden de bankbiljetten ter beschikking gesteld. Naar aanleiding van het vorenstaande heb ik, verbalisant, een nader onderzoek ingesteld.
Bij onderzoek van voornoemde 118 (honderdachttien) EURO bankbiljetten, zag ik verbalisant dat:
- deze bankbiljetten een opdrukwaarde hadden van 500 EURO;
- deze bankbiljetten qua kleur, detaillering, gebruikt basismateriaal en toegepaste productie- en beveiligingstechnieken niet overeenkwamen met originele EURO bankbiljetten met een opdrukwaarde van 500 EURO.
Naar aanleiding van vorenstaande kon dezerzijds worden vastgesteld dat alle onderzochte EURO bankbiljetten valse exemplaren waren.
7. Een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met op het voorblad de vermelding 'Proces-verbaal van relaas onderzoek Binchois', met gedeeltelijk doorlopende paginanummering, waaronder een proces-verbaal van verhoor van de politie, Dienst Nationale Recherche, Randstad Noord, Eenheid Amsterdam, Team 1, zonder proces-verbaalnummer, gedateerd 9 april 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] en [verbalisant] , respectievelijk inspecteur en brigadier van politie, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt als verklaring van verdachte [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum] , tegenover de verbalisanten voornoemd:
V = vraag verbalisanten.
A = antwoord verdachte [medeverdachte 5] .
A: Ik werd door [medeverdachte 6] [het hof begrijpt: [medeverdachte 6] ] ongeveer een week of twee geleden benaderd. Hij vroeg mij of ik mensen wist die kopietjes kunnen leveren. Ik vroeg hem toen wat voor kopietjes.
Hij zei toen: 'Euro's'. (…) Ik antwoorde [medeverdachte 6] dat ik ging kijken of ik wat wist in de omgeving. (…)
Ik ben toen bij [medeverdachte 2] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 2] ] terechtgekomen. (…)
Hij zei dat hij zou gaan kijken in zijn kring. Dit was ongeveer een week geleden. (…) [medeverdachte 2] belde mij gisterochtend op en noemde mij de naam van [medeverdachte 3] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 3] ]. Hij gaf mij geen telefoonnummer, maar verwees mij voor een afspraak [naar] het café [naam] in Den Haag. (…) [I]k ben toen alleen naar het café gegaan. Daar ontmoette ik toen [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] sprak mij aan en vroeg of ik de man van [medeverdachte 2] was. Ik bevestigde en toen hebben wij kennis gemaakt. (…) Wij gingen een gesprek aan over het valse geld. [medeverdachte 3] vroeg aan mij hoe we het gingen doen. Ik zei hem toen dat ik hem in contact zou brengen met [medeverdachte 6] en dat ik [medeverdachte 3] naar een plek zou brengen waar [medeverdachte 3] [medeverdachte 6] zou ontmoeten. Ik zei tegen [medeverdachte 3] dat ik een afspraak ging maken met [medeverdachte 6] via de telefoon in de auto en hij kon meeluisteren omdat ik handsfree belde. Ik belde zo dus [medeverdachte 6] en maakte een afspraak elkaar om 1 uur in de middag te ontmoeten bij het benzinestation in Amsterdam waar ik later ben aangehouden. Ik dacht op dat moment dat [medeverdachte 3] degene was die met de euro's op zak zat. [medeverdachte 3] had met mij besproken dat er een bedrag van 80.000 valse euro's zou worden afgeleverd aan [medeverdachte 6] .
Toen ik aankwam bij het benzinestation, zei [medeverdachte 3] tegen mij dat hij het valse geld niet had, maar dat dit door andere mannen zou worden gebracht. Ik parkeerde mijn auto bij het benzinestation en [medeverdachte 3] had telefonisch contact met de andere mannen. Ik heb nog even de telefoon overgenomen om de mannen uit te leggen waar ik stond. Ik zei tegen hen dat ik op mijn beurt nog moest wachten op [medeverdachte 6] , die met een zwarte bus zou komen. Tenminste, dat had hij tegen mij gezegd.
Om ongeveer 2 uur komt er een auto aanrijden. Dit was de auto met hierin de mannen met het valse geld. Dit was een zwarte Mercedes met een Bulgaars kenteken. In deze Mercedes zaten drie mannen. Wij maakten alle vijf met elkaar contact. Wij zijn toen koffie gaan drinken bij het benzinestation. Ik heb toen gezegd dat wij moesten wachten op [medeverdachte 6] in de zwarte bus. Ik heb gezegd tegen de mannen dat [medeverdachte 6] er zo aan zou komen en ik vroeg aan de drie mannen wie een en ander zou afhandelen.
De bolle Bulgaar en de Bulgaar met de grijze jas die naast mij in de auto zat zouden de zaak beiden afhandelen. Deze twee mannen stapten toen bij mij in de auto en wij zouden wachten op [medeverdachte 6] .
V: Waarom zijn jullie gaan rijden?
A: Zomaar ik heb in de tussentijd nog contact gehad met [medeverdachte 6] en we waren nog steeds op hem aan het wachten. Opeens werd ik klem gereden en aangehouden.
(…)
V: Was er sprake van 80.000 euro?
A: Uiteindelijk wel. Ik weet niet hoe groot het bedrag was, maar de bedoeling was 80.000.
V: Wat waren jou verdiensten?
A: Ik zou nog een geldbedrag van [medeverdachte 6] krijgen en mijn commissie zou ik met [medeverdachte 6] afhandelen. Normaal zijn het legale zaken die wij doen, maar nu was het dus vals geld.
8. Een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met op het voorblad de vermelding 'Proces-verbaal van bevindingen. Pv.nr. PL1532/2004/45815. Onderzoek Goudsnip' van de Politie Haaglanden / Hollands Midden, BRT/IFT, Project Goudsnip, zonder (doorlopende) paginanummering, waaronder een proces-verbaal van verhoor verdachte van de Politie Haaglanden/Hollands Midden, BRT/IFT, proces-verbaalnummer PL1532/2004/45815, gedateerd 12 juli 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] en [verbalisant] , beiden hoofdagent van politie Haaglanden, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt als verklaring van verdachte [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum] , tegenover de verbalisanten voornoemd:
V = vraag verbalisanten.
A = antwoord verdachte [medeverdachte 5] .
(…)
V: Hoelang kent u [medeverdachte 2] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 2] ] al?
A: Ik ken hem sinds februari 2005.
(…)
V: Bent u eigenaar van de Opel Vectra waarin u bent aangehouden in Amsterdam?
A: Ja, dat klopt.
V: Kunt u nogmaals kort uitleggen hoe u betrokken bent geraakt bij de handel in vals geld?
A: Ik ben erbij betrokken geraakt door [medeverdachte 6] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 6] ]. [medeverdachte 6] vroeg mij in december 2004 of januari 2005 of ik aan vals geld kon komen, maar ik had daar geen tijd voor. (…) [medeverdachte 6] bleef mij bellen en in een klein gesprek over leningen en verzekeringen met [medeverdachte 2] kwam het verzoek van [medeverdachte 6] weer ter sprake, dat hij dus vals geld wilde, en [medeverdachte 2] zou gaan kijken of hij iets kon regelen.
V: Wat vraagt [medeverdachte 6] dan letterlijk?
A: Hij vroeg om drukwerk en [medeverdachte 6] is een keer naar Utrecht gekomen en daar vroeg hij mij of ik aan valse euro-biljetten kon komen. Toen ik [medeverdachte 6] een keer aan de telefoon had en [hij] mij er weer om vroeg, was ik bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] wilde weten wat er aan de hand was. Ik vertelde [medeverdachte 2] toen wat [medeverdachte 6] wilde en [medeverdachte 2] zou kijken wat hij kon regelen. Via [medeverdachte 2] hebben we toen een man genaamd [medeverdachte 3] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 3] ] leren kennen en in contact laten komen met [medeverdachte 6] . Ik heb toen een afspraak geregeld tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] . Het initiatief lag bij [medeverdachte 6] .
V: Waarom vroeg [medeverdachte 6] u om valse bankbiljetten?
A: Omdat ik in het geld zat, verzekeringen en dergelijke. (…)
V: Hoe heeft u [medeverdachte 2] dan betrokken bij de zaak?
A: Ik heb hem uitgelegd wat [medeverdachte 6] wilde (…). [medeverdachte 2] vertelde dat het moeilijk en risicovol was om aan valse bankbiljetten te komen.
V: Wist [medeverdachte 2] u dat direct te vertellen of moest hij bijvoorbeeld informeren?
A: Dat vertelde [medeverdachte 2] toen gelijk al.
V: Kunt u zich herinneren wat u precies aan [medeverdachte 2] vroeg?
A: Ja, of [medeverdachte 2] iemand wist die zich bezighield met valse euro's.
V: Heeft u om specifieke coupures gevraagd?
A: Nee, gewoon valse euro's.
V: Wat zei [medeverdachte 2] toen tegen u?
A: Ik heb hem daarna nog één of twee keer gebeld en [medeverdachte 2] zei dat hij een persoon kende, dat bleek [medeverdachte 3] te zijn, en ik besprak met [medeverdachte 2] om een afspraak te regelen tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] om verder zaken te doen.
V: Wat vertelde [medeverdachte 2] nog meer over [medeverdachte 3] ?
A: [medeverdachte 3] kon mogelijk wat betekenen voor [medeverdachte 6] . We hebben toen een keer in een ochtend afgesproken dat [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] elkaar zouden ontmoeten bij de benzinepomp in Amsterdam en daar ben ik toen aangehouden.
V: Zou dat de eerste ontmoeting geweest zijn tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] ?
A: Ja, ze hadden elkaar nog niet gezien en/of gesproken.
V: Kent [medeverdachte 2] [medeverdachte 6] ook?
A: Toen nog niet.
V: U bent vanuit Den Haag met [medeverdachte 3] naar Amsterdam gereden.
A: Dat klopt. (…)
V: Wanneer wist u dat er ook Bulgaren in Amsterdam zouden komen?
A: Dat wist ik niet. Ik kwam daar pas achter toen we al bij het benzinestation in Amsterdam stonden en [medeverdachte 3] aan mij vroeg waar wij stonden en zei dat er nog andere mensen bij kwamen. (…) [medeverdachte 3] zei dat dat vrienden van hem waren.
V: Maar als contactpersoon moet u toch hebben geweten wat de prijs zou zijn van de valse bankbiljetten?
A: Ja, dat klopt, er zou dertig of vijfendertig procent betaald worden per biljet.
V: Wanneer wist u die percentages?
A: Dat wist ik een dag ervoor volgens mij.
V: Hoe is dat bij u bekend geworden?
A: Dat ging via [medeverdachte 6] en ik heb [medeverdachte 2] gebeld, die op zijn beurt weer [medeverdachte 3] belde.
V: Wie heeft er dan onderhandeld over de percentages?
A: Ik niet, ik heb [medeverdachte 2] gebeld om te vragen wat de percentages waren. [medeverdachte 2] zou weer aan iemand anders gaan vragen hoeveel het was en volgens mij heeft [medeverdachte 2] toen een percentage bedongen van vijfendertig procent voor een vals biljet van honderd of vijfhonderd euro.
V: Om welke coupures ging het nu?
A: Vijfhonderd euro.
V: En wat wordt er dan bedoeld met een percentage?
A: Het percentage van de werkelijke vertegenwoordigende waarde van een biljet van vijfhonderd euro.
V: Op het moment dat u met [medeverdachte 3] naar Amsterdam onderweg was, wist u dat er een levering zou gaan plaatsvinden van valse euro-bankbiljetten?
A: Ja (…).
V: Waarom heeft [medeverdachte 2] de onderhandelingen gevoerd en niet uzelf?
A: Dat weet ik niet, [medeverdachte 2] kende [medeverdachte 3] en ik niet.
V: Maar [medeverdachte 2] was niet de koper noch de verkoper en [medeverdachte 2] beslist dan de percentages. Hoe kan dat dan?
A: [medeverdachte 3] was volgens mij de verkoper of in ieder geval de onderhandelaar van de verkoper.
(…)
V: Wat zou u eraan verdienen?
A: Ik zou een percentage van [medeverdachte 6] ontvangen. (…)
V: Toen u bij het benzinestation in Amsterdam stond, wachtte u op [medeverdachte 6] . U heeft toen diverse malen telefonisch contact gehad met [medeverdachte 6] , per GSM, maar ook met de vaste lijn in het benzinestation. Waar sprak u toen over met [medeverdachte 6] ?
A: [medeverdachte 6] was onderweg en zei dat hij zou komen in een zwarte bus en hij kwam eraan.
V: Werd er tussen u en [medeverdachte 6] gesproken over geld?
A: Ja, [medeverdachte 6] zou voor tachtigduizend euro aan valse bankbiljetten kopen voor vijfendertig procent van de nominale waarde, maar dit was natuurlijk ook al eerder besproken.
[medeverdachte 3] had het er met mij over dat er negenvijftigduizend euro vals geld was en niet tachtigduizend.
Achter mij zat [medeverdachte 3] , naast [medeverdachte 3] zat een bol figuurtje en naast mij zat een Bulgaar.
V: Werd er gesproken over vals geld?
A: Eén van de twee mannen die u mij zojuist toonde op de foto zei dat de rest van de tachtigduizend euro aan valse bankbiljetten ergens anders lag en dat ze nu maar negenvijftigduizend euro aan valse bankbiljetten hadden en dat ze binnen anderhalf uur de rest (dus het valse geld tot het totale bedrag van tachtigduizend euro) konden aanvullen. Volgens mij zei de bolle man achterin naast [medeverdachte 3] dat. Ik zei toen ook dat de dat maar met [medeverdachte 6] moesten overleggen.
V: Hoorden de twee getoonde mannen bij elkaar en kenden ze elkaar?
A: Ze stapten samen uit de dezelfde auto, een donkerblauwe Mercedes-Benz, samen met nog een man.
V: Voordat de partij vals geld overgedragen zou worden, moet er een proefbiljet getoond zijn. Kunt u hierover verklaren?
A: Ik heb er eentje aan [medeverdachte 6] gegeven. Ik denk ongeveer twee weken vóór mijn aanhouding. Ik kreeg dat biljet van [medeverdachte 2] en dat heb ik toen aan [medeverdachte 6] gegeven.
(…) Toen ik te horen kreeg van [medeverdachte 2] dat er valse bankbiljetten geleverd konden worden, heb ik dat doorgegeven aan [medeverdachte 6] en [medeverdachte 6] wilde toen een monster. [medeverdachte 2] heeft toen, na een telefonische afspraak, een monster, een vals bankbiljet, geleverd in de buurt van Den Haag, bij een tankstation. Dit biljet betrof een vals biljet van vijfhonderd euro. (…) Ik heb bij dezelfde benzinepomp waar ik ben aangehouden ook het monster overhandigd aan [medeverdachte 6] .
V: Wat zei [medeverdachte 6] van het monster?
A: (…) Een paar dagen later belde [medeverdachte 6] dat hij geleverd wilde hebben, dat het monster goed was, dat hij wilde weten hoeveel ze konden leveren en ik heb toen [medeverdachte 2] weer benaderd met deze vragen.
V: Hoeveel kon [medeverdachte 2] leveren, toen [medeverdachte 6] geïnteresseerd was?
A: [medeverdachte 2] zei dat er tachtigduizend geleverd kon worden. Later bleek dat dus maar negenenvijftigduizend te zijn. Dat was dus wat ze op dat moment konden leveren.
V: Is er tegen u verteld waar de valse biljetten vandaan kwamen?
A: Nee, ik vermoedde wel dat ze uit Bulgarije kwamen, want het waren allemaal Bulgaren.
Noot verbalisanten: de verdachte wordt een foto getoond waarop staat afgebeeld [medeverdachte 3] [het hof begrijpt: [medeverdachte 3] ].
A: Dat is de man die ik ken als [medeverdachte 3] .
V: U heeft eerder verklaard dat [medeverdachte 3] u nogal wat heeft verteld. [medeverdachte 3] zou gezegd hebben tegen u dat [medeverdachte 3] eerder al valse bankbiljetten had verhandeld, klopt dat?
A: Ja, hij zei dat tegen mij.
V: U heeft ook verklaard dat [medeverdachte 3] tegen u gesproken zou hebben over valse bankbiljetten van vijftig en tweehonderd euro, klopt dat?
A: Ja, hij dat ook leveren, maar dat waren zijn woorden. Dat zei hij allemaal onderweg van Den Haag naar Amsterdam. [medeverdachte 3] vertelde mij ook dat de partij te leveren biljetten, van in totaal tachtigduizend euro aan valse bankbiljetten, op 8 april 2005 het overgebleven deel was van een grotere partij valse euro bankbiljetten.
9. Een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met op het voorblad de vermelding 'Proces-verbaal van relaas onderzoek Binchois', met gedeeltelijk doorlopende paginanummering, waaronder een proces-verbaal van politie, Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, zonder proces-verbaalnummer, gedateerd 9 april 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] en [verbalisant] , opsporingsambtenaren bij het Korps Landelijke Politiediensten, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt als verklaring van [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] , tegenover de verbalisanten voornoemd:
Van de personen, die gisteren aangehouden zijn, kan ik zeggen dat ik weet dat zij zich bezig houden met illegale dingen. Zij zouden zich bezig houden met verkoop van valse euro's. Ik heb deze personen leren kennen, via een Turkse vriend, genaamd [medeverdachte 2] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 2] ].
(…)
Op een dag (…) vertelde [ [medeverdachte 2] ] mij toen dat hij op iemand aan het wachten was, maar dat die persoon niet kwam opdagen. [medeverdachte 2] heeft toen opgebeld naar iemand anders. Toen ik hem zag bellen, vroeg ik hem wat er aan de hand was. [medeverdachte 2] antwoordde dat iemand naar hem valse papieren zou komen brengen. Dit zou vals geld zijn. [medeverdachte 2] vertelde dat dit mensen waren die uit Bulgarije afkomstig waren en vroeg mij of ik die personen niet kende. Ik kende wel wat Bulgaren en [medeverdachte 2] vroeg mij of ik hen kon gaan bellen, zodat zij wat vals geld konden leveren. Ik kende vanuit de bouw iemand, die contacten had in die wereld. De vriend uit de bouw heet [vriend medeverdachte 3] . Deze was er gisteren niet bij. [vriend medeverdachte 3] heeft kennissen die in vals geld handelen en dat zijn de personen met wie ik gisteren ben aangehouden. Dit alles was een dag voor mijn aanhouding gisteren in Amsterdam. Via [vriend medeverdachte 3] kreeg ik een telefoonnummer en een naam [medeverdachte 1] . Deze [medeverdachte 1] kende ik al vanuit Bulgarije. Ik heb vervolgens, in het bijzijn van [medeverdachte 2] telefonisch contact gemaakt met deze [medeverdachte 1] . Ik zei tegen [medeverdachte 1] dat ik wist dat hij vals geld had en vroeg hem hoe dit in zijn werk ging. [medeverdachte 1] vertelde dat hij valse euro's had en die zou verkopen voor 35% van de werkelijke waarde. [medeverdachte 1] zei dat hij zoveel kon regelen zoveel als wij wilden hebben.
[medeverdachte 2] zei toen tegen mij of het mogelijk was dat wij dit geld eerst zouden kunnen zien. (…) [medeverdachte 2] zei dat ik hier geld voor krijgen. Via [medeverdachte 1] kregen wij vervolgens een adres door. Dit was het adres van een bar in Den Haag.
[medeverdachte 1] had gezegd dat zij in de bar zaten en wij (ik en [medeverdachte 2] ) moesten hem weer bellen als wij daar in de buurt waren. Toen wij daar in de buurt waren, met de auto [van] [medeverdachte 2] , een zwarte Mercedes met Nederlands kenteken, belde ik [medeverdachte 1] weer op. (…) Nadat ik [medeverdachte 1] belde, bleek dat ik geen gehoor kreeg. Ik ben toen alleen de bar ingelopen. [medeverdachte 2] bleef in de auto wachten. (…) Ik heb toen [medeverdachte 1] aangesproken en vertelde hem dat de man ( [medeverdachte 2] ) buiten wachtte. [medeverdachte 1] vroeg waar de auto stond van [medeverdachte 2] . Ik antwoordde hem waar hij stond. [medeverdachte 1] stuurde mij vervolgens weg en zei dat een van zijn vrienden zo naar ons toe zou komen, bij de auto van [medeverdachte 2] . Vervolgens liep er op aanwijzing van [medeverdachte 1] een andere man met mij mee naar de auto van [medeverdachte 2] . De persoon die met mij meeliep werd [verdachte] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [verdachte] ] genoemd en is gisteren
ook door de politie aangehouden. [verdachte] liep naar zijn eigen auto, want daar zouden de papieren in zitten. Met papieren bedoelde hij het valse geld. Ikzelf liep naar [medeverdachte 2] en stapte in zijn auto en vertelde hem dat hij ( [verdachte] ) het valse geld zo kwam brengen. Toen [verdachte] vervolgens bij de auto van [medeverdachte 2] kwam, had hij een wegenkaart bij zich en vanuit deze wegenkaart haalde hij 1 biljet van 500 euro en liet dit zien. (…) [medeverdachte 2] heeft het bekeken en vroeg aan [verdachte] of hij dit biljet mocht hebben. Dit mocht niet. (…) [medeverdachte 2] vroeg aan [verdachte] hoeveel geld zij hadden. [verdachte] antwoordde dat zij zoveel konden regelen als [medeverdachte 2] wilde. [medeverdachte 2] vroeg hem nog of al dit geld er hetzelfde uitzag. [medeverdachte 2] vond dit biljet dat hem getoond werd er erg goed uitzien. Vervolgens kreeg ik dit biljet in handen en ik vond het er ook als echt uitzien. Ik wist hoe een echt biljet van 500 euro eruit zag. [medeverdachte 2] gaf [verdachte] aan dat hij hem zou bellen om later af te spreken. Ik had het nummer van [medeverdachte 1] . Wij spraken af dat er voor dit valse geld 35% van de totale waarde zou worden betaald. Als wij veel zouden afnemen zou de prijs naar beneden kunnen gaan. De onderhandelingen waren nog niet afgerond.
[medeverdachte 2] deelde mij mede dat hij mij nodig had, omdat hij geen Bulgaars verstond en ik wel. (…) [medeverdachte 2] heeft nog gebeld met mijn toestel naar [medeverdachte 1] om nog te proberen de prijs naar beneden te krijgen. [medeverdachte 1] had mij al aangegeven dat hij de prijs tot 32% kon verlagen, maar [medeverdachte 2] wilde de prijs nog wat naar beneden hebben (…).
(…)
De volgende dag, de dag van mijn aanhouding, belde [medeverdachte 2] mij om een uur of elf in de ochtend. [medeverdachte 2] zei dat hij zelf niet kon deze dag, maar de man met wie hij telefonisch contact had (waarschijnlijk die om het monster gevraagd had) zou contact met mij opnemen. Ik sprak met [medeverdachte 2] af dat ik deze man zou ontmoeten in restaurant [naam] in Den Haag, op [adres 5] . De man was al in Den Haag. [medeverdachte 2] zou zelf later komen en omschreef de man, die ik zou moeten ontmoeten. Het zou een man met bril zijn, donker getint. Toen ik in het restaurant kwam zag ik een man die aan deze omschrijving voldeed en vroeg hem of hij de vriend van [medeverdachte 2] was. Deze man bevestigde dit. Ik weet niet meer welke naam deze man had. Deze man is gisteren ook aangehouden.
De NN-man vroeg mij of ik de mensen kende die het valse geld leverden. Ik antwoordde dat ik ze wel kende, maar niet echt goed. [medeverdachte 2] had hen ook gezien, gaf ik hierbij aan.
De NN-man, met bril, vroeg mij hoeveel geld zij konden leveren. Ik antwoordde dat [medeverdachte 2] had besproken dat [ze] 80.000 valse euro in voorraad hadden. Dit bedrag moest eerst verkocht worden en later zou dan meer besteld kunnen worden. Toen wij daar aan tafel zaten heeft de NN-man met bril nog met [medeverdachte 2] gebeld. [De] NN-man met bril gaf [medeverdachte 2] [aan] dat hij nu die mensen zou benaderen en indien akkoord zouden zij richting Amsterdam [gaan]. De afnemer van het geld zou in Amsterdam zitten. Met deze afnemer had de man met bril contact. De man met bril heeft mij gevraagd of ik [medeverdachte 1] en de anderen wilde bellen om af te spreken in Amsterdam. Ik heb toen [medeverdachte 1] gebeld en hem gevraagd of zij naar Amsterdam konden komen. [medeverdachte 1] vroeg mij garantie of het allemaal wel goed zat. (…)
[medeverdachte 2] belde mij toen (…). [medeverdachte 2] legde uit dat hij op dat moment in Utrecht zat. (…)
Ik ben vervolgens met de man met bril, in zijn auto, een oud model Opel Vectra, naar Amsterdam gereden. (…) De afnemer zou met een zwarte Mercedes Vito komen. Ze spraken af bij een benzinestation in Amsterdam. Toen ik en de man met bril bij dit benzinestation aankwamen, hebben wij koffie gedronken daar. (…) [In] de telefooncel in [het] tankstation (…) heeft de man met bril weer gebeld met zijn afnemers, die in een Vito zouden komen en gaf door dat wij er al waren. Door [de] man met bril werd mij aangegeven dat de afnemers zouden komen. Ik en [de] man met bril zijn in de auto gaan zitten bij het tankstation waar wij later ook zijn aangehouden. Hier kwamen vervolgens [medeverdachte 1] , [verdachte] en nog een andere persoon in een Mercedes met Bulgaars kenteken. Wij zijn met zijn allen het tankstation in geweest en (…) [medeverdachte 1] [vroeg] nog waar die andere man was. Hierbij doelde hij op de afnemer in de Vito. Ik vertelde dat die onderweg hier naartoe was. Dit werd ook nog bevestigd door [de] man met bril.
Nadat wij koffie hadden gedronken was de man met [de] Vito er nog steeds niet. De Mercedes met Bulgaars kenteken was van [verdachte] . Dit vertelde hij mij. Wij hebben daar lang staan praten. (…)
De man met bril is nog even naar binnen geweest om te bellen. De man met bril vroeg ons nog even vijf minuten te wachten want die ander zou er met vijf minuten aankomen. Deze persoon is echter nooit gekomen. Er werd vervolgens voorgesteld om niet bij het benzinestation te blijven wachten maar daar ergens achter bij boten en zo. [verdachte] was achtergebleven bij de Mercedes met Bulgaars kenteken bij het benzinestation. De anderen waren in de Vectra van de man met bril gestapt en wij waren net aan het rijden, toen wij werden aangehouden. (…)
Ik had wel gevraagd aan [medeverdachte 1] of hij het geld had meegebracht. Dit werd bevestigd door [medeverdachte 1] die aangaf in plaats van 80.000 echter maar 52.000 euro of 58.000 valse euro['s] te hebben. [medeverdachte 1] had de man met bril aangegeven die alvast in ontvangst te nemen. De rest zou later komen.
10. Een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met op het voorblad de vermelding 'Proces-verbaal van relaas onderzoek Binchois', met gedeeltelijk doorlopende paginanummering, waaronder een proces-verbaal van verhoor van de Nationale Recherche, Korps Landelijke Politiediensten, Vestiging Amsterdam, zonder proces-verbaalnummer, gedateerd 10 april 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] en [verbalisant] , brigadier en hoofdagent van politie, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt als verklaring van [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] , tegenover de verbalisanten voornoemd:
De mensen die mij niet goed kennen noemen mij ook wel [medeverdachte 3] in plaats van [medeverdachte 3] .
11. De verklaring van [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] , afgelegd tegenover de rechter-commissaris in de rechtbank 's-Gravenhage op 8 december 2005:
4. Het klopt dat ik op 8 april 2005 in Amsterdam aanwezig ben geweest bij het Shell-benzinestation, nabij [adres 2] . Ik was samen met [medeverdachte 1] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 1] ] en [verdachte] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [verdachte] en met nog een Turkse man met een bril en nog iemand. (…) Wij waren in totaal met z'n vijven. Wij waren daar omdat [medeverdachte 1] van plan was om vals geld te verkopen aan de Turkse man met de bril. [medeverdachte 1] en de Turkse man met de bril hadden het eerst over 80.000 euro gehad, maar die dag hoorde ik van [medeverdachte 1] dat hij niet zoveel geld bij zich had.
(…)
5. U vraagt me wat mijn rol nu precies was in deze zaak. Ik heb ze met elkaar in kennis gebracht. Ik bedoel daarmee dat ik [medeverdachte 1] en de Turkse man met de bril met elkaar in contact heb gebracht, zodat zij een deal konden sluiten rond het valse geld.
6. U vraagt mij wie de leverancier van het valse geld was. Ik weet dat [medeverdachte 1] vals geld had. (…) In een café in Den Haag in de buurt van de markt heb ik gehoord van een vriend van mij, dat [medeverdachte 1] in vals geld handelt.
7. De Turkse man met de bril had gezegd dat hij het geld zou afnemen, maar toen we in Amsterdam waren ging hij iemand anders bellen. Ik weet niet waarom hij iemand ging bellen. Hij zei dat er later iemand anders ter plekke zou komen die het geld zou bekijken om het geld te kopen. (…)
8. [verdachte] was de eigenaar van de auto en degene die hier in Den Haag het geld aan iemand anders getoond had. Die andere persoon heet [medeverdachte 2] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 2] ]. [medeverdachte 1] had [verdachte] gevraagd het geld aan [medeverdachte 2] te tonen. Toen [verdachte] het geld aan [medeverdachte 2] toonde, wilde [medeverdachte 2] een monster van het geld hebben. [verdachte] wilde dat daar een borg voor zou worden betaald van 150 tot 200 euro. Het was voor een vals geldbiljet van 500 euro. Die borg is ook betaald. Ik zat in de auto en ik heb gezien dat het geld werd gegeven. [verdachte] haalde uit de auto een wegenkaart en haalde daaruit het vals geldbriefje van 500 euro. Het was de tweede keer dat ik betrokken was bij een vals gelddeal.
12. De verklaring van [medeverdachte 6] , geboren op [geboortedatum] , afgelegd tegenover de rechter-commissaris in de rechtbank 's-Gravenhage op 10 januari 2006:
3. Ik hoor u zeggen dat er op 8 april 2005 vals geld is aangetroffen in een auto in Amsterdam en u vraagt naar mijn betrokkenheid met betrekking tot dat geld. Ik herinner mij dat ik [medeverdachte 5] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 5] ] zo'n drie à vier maanden voor zijn aanhouding heb gevraagd: 'Hoor je wel eens wat van vals geld, kom je dat wel eens tegen en zou je daar naar kunnen hengelen, een visje uitgooien en dit boven tafel kunnen krijgen'.
(…)
4. Vervolgens kreeg ik van [medeverdachte 5] een vals 500 euro-biljet te zien. Dit was een paar dagen vóór 8 april 2005. Het biljet was van een goede kwaliteit: het hologram stond er goed in verwerkt. Alleen na verkreukelen van het papier, bleek dit een slechte kwaliteit te hebben. (…)
Nadat ik dat biljet had gezien, heb ik meteen mijn CIE-runner, genaamd [codenaam runner] , gebeld en hem van mijn bevindingen op de hoogte gebracht. Dit was mijn eerste contact met hem in deze zaak.
(…)
5. In deze zaak heb ik uitsluitend telefonisch contact gehad met de CIE in de persoon van [codenaam runner] . Ook op 8 april 2005 is er nog telefonisch contact geweest. Dit was 's morgens. [codenaam runner] was er van op de hoogte dat er geen sprake was van een koper van het valse geld in deze zaak. Er waren dus geen echte klanten voor deze partij 500 eurobiljetten. De mensen in een Vito busje waarover ik als koper heb gesproken heb ik gewoon verzonnen. (…)
10. Ik ben op 8 april 2005 niet aanwezig geweest bij de aanhouding in Amsterdam. De
Oudste heeft tegen mij gezegd dat ik thuis moest blijven.
13. Een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met op het voorblad de vermelding 'Proces-verbaal van relaas onderzoek Binchois', met gedeeltelijk doorlopende paginanummering, waaronder een proces-verbaal van verhoor van politie, Dienst Nationale Recherche, Randstad Noord, Eenheid Amsterdam, Team 1, zonder proces-verbaalnummer, gedateerd 10 april 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] en [observant 8] , beiden dienstdoende bij genoemd onderdeel van de politie, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt als verklaring van verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] , tegenover de verbalisanten voornoemd:
V = vraag verbalisanten.
A = antwoord verdachte [verdachte] .
V: Kunt u in eigen woorden vertellen wat er vrijdag jongstleden [het hof begrijpt: 8 april 2005] gebeurd is?
A: Ik heb in Sliedrecht bij een Turks koffiehuis twee landgenoten opgepikt, dat zijn
de mannen die gelijk met mij zijn aangehouden. Zij heten [medeverdachte 4] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 4] ] en [medeverdachte 1] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 1] ]. [medeverdachte 4] belde me op en vroeg me hen naar Amsterdam te brengen. (…) Ik wist (…) dat ze een afspraak met iemand hadden.
V: Hoe wist u waar u zijn moest in Amsterdam?
A: [medeverdachte 1] had telefonisch contact met een man genaamd [medeverdachte 3] en die wist waar we heen moesten. [medeverdachte 1] gaf aan mij de aanwijzingen door en we kwamen uit bij een Shell-benzinestation in Amsterdam.
14. Een bundel in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met op het voorblad de vermelding 'Proces-verbaal van relaas onderzoek Binchois', met gedeeltelijk doorlopende paginanummering, waaronder een proces-verbaal van verhoor van politie, Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, zonder proces-verbaalnummer, gedateerd 9 april 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] en [verbalisant] , opsporingsambtenaren, werkzaam bij het Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt als verklaring van verdachte [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum] , tegenover de verbalisanten voornoemd:
Ik zal u vertellen wat er gisteren [het hof begrijpt: 8 april 2005] is gebeurd. Een vriend genaamd [medeverdachte 3] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 3] ] had gebeld met [medeverdachte 1] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [medeverdachte 1] ]. [medeverdachte 1] vertelde mij dit en zei dat wij met [medeverdachte 3] gingen praten. (…) Ik kende [medeverdachte 1] vanuit Bulgarije. Ook [medeverdachte 3] kende ik al vanuit Bulgarije. Ik heb sinds ongeveer twee weken contact met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] had kennelijk afgesproken met [medeverdachte 3] bij een tankstation in Amsterdam. Ik ben samen met [medeverdachte 1] en nog een andere persoon, genaamd [verdachte] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [verdachte] ], in de auto van [verdachte] naar Amsterdam gereden. (…) Onderweg belde [medeverdachte 1] kennelijk met [medeverdachte 3] en kreeg aanwijzingen waar wij in Amsterdam naartoe moesten komen.
Toen wij bij het benzinestation in Amsterdam aankwamen, zag ik daar [medeverdachte 3] staan, die samen was met een Turk, die ik niet van naam ken. Deze Turk betrof een man met snor, lang haar, maar korter dan [medeverdachte 3] . Volgens mij had die Turk een bril op (…).
15. Een schriftelijk bescheid, zijnde een proces-verbaal van een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] d.d. 7 april 2005 om 18.33 uur, voor zover dit – zakelijk weergegeven – inhoudt:
Het hof begrijp dat met 'G' [medeverdachte 1] is bedoeld, met 'B' [medeverdachte 3] en met 'Y' [medeverdachte 2] .
G: wat is er joh broer.
B: kijk, luister even, praat met die vriend, hij zegt dat het niet voor minder dan tweeëndertig procent kan... Hier, praat zelf maar met hem.
G: wat zegt ie?!
( [medeverdachte 1] krijgt vervolgens een NN-man aan de lijn, het gesprek gaat verder tussen [medeverdachte 1] en de NN-man, waarvan halverwege het gesprek zal blijken dat deze [medeverdachte 2] heet).
Y: hallo, gegroet broer.
G: gegroet broer.
Y: herinner je mij nog, ik kwam vorige maand langs, weet je nog?
G: jij hebt mij niet gezien, ik ben een ander, jij hebt een vriend gezien.
Y: ah, in orde.
G: zeg het maar, zeg het maar, ik luister.
Y: kijk broer, het zit zo.
G: zeg het maar broer.
Y: ik heb laatst gesproken en heb nog van die vriend een monster meegenomen en zijn geld gegeven…
G: ja.
Y: ik ben, euh, in de regio's Den Haag en Rotterdam een bekende en respectabele persoon... Ik zal me niet zo snel werpen in kleine of pietluttige dinges, begrijp je?
G: natuurlijk, natuurlijk.
Y: we waren laatst gekomen .. ik heb gedingest, ze belden en zeiden 'we hebben vijftigjes en honderdjes nodig ... tweeëneenhalf miljoen'.
G: ja.
Y: ik zei toen 'vriend, ik hou niet van grappen en grollen' en zei dat die mannen momenteel zeventig, tachtig duizend euro in handen hadden, dat deze mannen stumperds waren die het telkens uit het buitenland haalden... Ik zei dat deze mannen eerst geld moesten hebben om die vijftigjes en honderdjes te regelen en te leveren.
G: ja ja, precies, precies.
Y: ze zeiden toen 'laten we dan vijfentwintig duizend afnemen' waarop ik zei 'nee, vriend, als jullie vijfentwintig willen afnemen... Het is graag of niet, maar als jullie het willen afnemen, is het zeventig, en anders is het ajuus'.
G: dat heb ik niet begrepen, hoe?
Y: ik zei... Ze zeiden tegen mij 'laten we dan die vijfentwintigduizend afnemen, datgene wat-ie in handen heeft, en als ie dan wat geld in handen heeft, kan er voor ons volgende week tweeëneenhalf miljoen'... waarop ik zei 'geen vijfentwintig, deze mannen hebben tachtigduizend in handen, en
het is graag of niet, maar als jullie het willen, nemen jullie tachtigduizend af, en anders niks' zei ik, in duidelijke taal, waarop ze zeiden 'ok, [medeverdachte 2] , je bent boos geworden, laten we het maar afnemen' begrijp je?
G: ja.
Y: maar ik heb ze vanaf het begin... Ik zweer het je, ik heb hier geen dinges... Ik heb het gedingest omwille van de vriendschap met een vriend die het zei... Ik zei tegen ze dat als er veel zou worden afgenomen, dertig procent... Ik heb zelfs gedacht aan vijfentwintig, maar toen jullie zus en zo zeiden heb ik het zo gedaan.
G: ja.
Y: kijk, we doen zaken, we zullen handelaren zijn.
G: ja.
Y: volgende week is er tweeëneenhalf miljoen, da's geen grap, en om te laten zien dat het geen grap is, doen we dit morgen...
G: ja.
Y: je moet die twee eraf halen.
G: ja.
Y: echt waar, we doen zaken, we dingessen en zullen hier heel tevreden over zijn, vandaag of morgen zullen wij weer iets hebben waar jullie iets aan hebben...
G: zeker zeker.
(…)
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft aan haar verweer als hierboven weergegeven onder het kopje 'Ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging' subsidiair de conclusie verbonden dat dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bewijsuitsluiting als in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg kan uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim als in dat artikel bedoeld is verkregen.
Zoals het hof hiervoor onder het kopje 'Ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging' heeft overwogen, is in deze zaak geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Reeds hierom dient het verweer te worden verworpen.
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en materiële bijdrage aan het delict van eenieder van voldoende gewicht was. De rol van verdachte hierbij was vooral van faciliterende aard, doordat hij op 8 april 2005 als chauffeur met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] in zijn auto (Mercedes) naar de afgesproken plaats van levering van de valse bankbiljetten is gereden. Naar het oordeel van het hof kan verdachte daarom als medeplichtige worden aangemerkt.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wegens onvoldoende bewijs. Zij heeft daartoe – voor zover thans nog van belang, kort gezegd – het volgende aangevoerd. Voor medeplichtigheid is dubbel opzet vereist, opzet op het strafbare feit en opzet op de hulp hierbij. Beide ontbreken echter, aldus de verdediging.
Het hof verwerpt dit verweer. Uit de gebruikte bewijsmiddelen blijkt dat verdachte wist dat zijn medeverdachten zich bezighielden met valse bankbiljetten en dat er op 8 april 2005 in dit verband een deal zou plaatsvinden bij het tankstation in Amsterdam, waarbij valse bankbiljetten zouden worden verkocht. Verdachte heeft hieraan willens en wetens een bijdrage geleverd door als chauffeur op te treden.
Het hof heeft geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid te twijfelen van de verklaringen zoals die door het hof voor het bewijs zijn gebruikt. Het hof merkt hierbij op dat de verklaringen van [medeverdachte 3] worden ondersteund door de hiervoor weergegeven verklaringen van de andere verdachten en de observaties van de politie.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op: