6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
6.1.1.Op 29 oktober 2013 heeft [appellanten] een perceel grond met opstallen gelegen aan de [adres] te [plaats] , hierna: de grond, gekocht van [vennoot van de CV] , zijnde een vennoot van [geïntimeerde] . De grond maakt onderdeel uit van in totaal vier percelen van het project Klavertje Vier voor de realisatie van de bouw van vier woningen.
6.1.2.Op dezelfde dag heeft [appellanten] als ‘de verkrijger’ en [geïntimeerde] als ‘de ondernemer’ een aannemingsovereenkomst gesloten voor – kort gezegd – het bouwrijp maken van de grond. In artikel 1 van de aannemingsovereenkomst staat:
De hierna te noemen werkzaamheden worden door de ondernemer uitgevoerd:
1. Het slopen van de bestaande bebouwing en eventuele sanering:
2. het bouw- en woningrijp maken/opleveren van het perceel grond (…); Voor rekening van de ondernemer zal, na realisatie van de bebouwing op de locatie, het eventuele tekort aan tuingrond worden aangevuld tot een hoogte van ca. 150 mm. onder het Peil (…). (…)
3. Ondernemer garandeert dat de eventueel aan te vullen tuingrond “niet verontreinigd is”
4. het leveren en aanbrengen van riolering, nutsvoorzieningen, bestrating, verlichting en beplanting
De verkrijger verstrekt hierbij opdracht aan de ondernemer welke laatste deze opdracht aanvaardt de werkzaamheden uit te voeren zoals in dit artikel omschreven.
6.1.3.[geïntimeerde] heeft voorafgaand aan 29 oktober 2013 de op de grond gesitueerde schuur met kelders verwijderd, het ontstane gat opgevuld met zwarte grond en vervolgens de grond geëgaliseerd.
6.1.4.Op 31 januari 2014 is de grond aan [appellanten] geleverd. Daarna is, in opdracht van [appellanten] , Groothuisbouw aangevangen met het bouwproces van de woning.
6.1.5.Op 22 april 2014 kreeg [appellanten] een e-mail van Groothuisbouw met onder meer de navolgende inhoud:
Zoals u misschien al wel hebt gezien en/of hebt gehoord was het (geheel tegen de verwachtingen in) nodig om veel grond te verbeteren.
De sonderingen blijken te zijn genomen op plaatsen waar de grondslag nog net goed was. (…) Toen de boel is gesloopt zijn al die gaten dichtgestort met zwarte grond waarop dus gefundeerd kon/kan worden. (…) Totaal is er 250 kuub zand benodigd geweest om de grondverbetering uit te voeren. Dit komt neer op een gemiddeld verbeteren van 86 cm i.p.v. de verwachte 10 cm (30 kuub) waarvoor een stelpost in het contract is opgenomen (…).
6.1.6.Op het door [appellanten] aan [geïntimeerde] doorgestuurde mailbericht van Groothuisbouw (6.1.5) heeft [geïntimeerde] op 23 april 2014 per e-mail als volgt geantwoord:
Wij hebben u een kavel grond verkocht welke in bouwrijpe staat aan u is geleverd. (…) De wijze waarop en de keuze van het funderingstype van uw woning is geheel uw keuze en voor uw rekening en risico. Dit staat los van de bouwrijpe oplevering van [de] kavel (…).
6.1.7.Op 25 april 2014 heeft [appellanten] per e-mail aan [geïntimeerde] meegedeeld dat de grond feitelijk onvoldoende/onjuist is gesaneerd. [geïntimeerde] heeft daarop op 29 april 2014 geantwoord per mail:
Voor de werkzaamheden sloop en sanering van de bestaande opstallen heeft u in de aannemingsovereenkomst [geïntimeerde] (…) opdracht gegeven. U heeft géén opdracht gegeven tot het uitvoeren van de nu door u gewenste grondverdichting t.b.v. de door u gekozen funderingswijze. (…)
Wij hebben grondonderzoek laten uitvoeren (Inventerra, [nummer] ), u bent in het bezit van de betreffende rapportage, waaruit niet gebleken is dat de grond bovenmatig (met puin e.d.) verontreinig[d] is. Eventueel aanwezig puin in de grond van uw kavel hebben wij dus ook niet kunnen vaststellen. (…)
6.1.8.Op 23 februari 2015 is namens [appellanten] een brief aan [geïntimeerde] gezonden met onder meer de volgende inhoud:
Op grond van de tussen u en cliënt gesloten aannemingsovereenkomst, was u verplicht om de grond te saneren en bouw- en woonrijp te maken. De grond waarmee de afgegraven grond is opgevuld, is onvoldoende verdicht om direct “op staal” te gaan bouwen. (…) In deze regio wordt vrijwel zonder uitzondering “op staal” gebouwd en de overige woningen in het Klavertje Vierproject zijn ook allemaal op staal gebouwd. Cliënt mocht er daarom vanuit gaan dat de opgeleverde grond geschikt was om direct op te gaan bouwen (bouwrijp). (…)
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellanten] (na eisvermindering) dat:
voor recht wordt verklaard dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst;
[geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling aan [appellanten] van een bedrag van € 9.596,82, zijnde de vergoeding van de schade die [appellanten] heeft geleden door bovengenoemd tekortschieten van [geïntimeerde] ;
[geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling aan [appellanten] van een bedrag van € 1.533,55, zijnde de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten;
[geïntimeerde] wordt veroordeeld in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [appellanten] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. [geïntimeerde] heeft de grond niet bouwrijp opgeleverd en niet juist gesaneerd. Hierdoor kon na oplevering van de grond niet direct met het bouwen ‘op staal’ van de woning worden begonnen. De schade die [appellanten] heeft geleden, bestaat uit de kosten voor het verwijderen, afvoeren en vervangen van grond die ook vervuild bleek. [appellanten] maakt daarnaast aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten.
6.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.In het tussenvonnis van 25 mei 2016 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
6.2.5.In het eindvonnis van 22 februari 2017 heeft de rechtbank geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de aannemingsovereenkomst. Op grond daarvan heeft de rechtbank de vorderingen van [appellanten] afgewezen en [appellanten] in de proceskosten met nakosten veroordeeld.