Uitspraak
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzocht om het gezamenlijk gezag over haar twee minderjarige kinderen te beëindigen en haar te belasten met eenhoofdig gezag. De vader verzocht het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en de verzoeken van de moeder af te wijzen. De rechtbank had eerder het verzoek van de moeder afgewezen, omdat er geen onaanvaardbaar risico was dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof heeft de zaak op 24 oktober 2019 behandeld en de moeder en vader gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderen hebben hun mening kenbaar gemaakt, waarbij zij aangaven dat zij niet willen dat de vader gezag over hen heeft. Het hof overweegt dat, hoewel er spanningen zijn, de gezamenlijke uitoefening van het gezag niet onhoudbaar is. De vader heeft zijn rol als ouder niet belemmerd en de moeder heeft niet voldoende onderbouwd waarom het gezamenlijk gezag niet meer in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.