In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een contactregeling voor de kinderen was vastgesteld. De moeder verzocht om wijziging van deze regeling, omdat zij van mening was dat er sprake was van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden. De kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], zijn geboren in 2013 en verblijven bij de moeder. De vader, die de kinderen heeft erkend, woont in België en heeft een campingbedrijf. De moeder stelde dat de huidige regeling te belastend is voor de kinderen en dat de vader niet meewerkt aan een ouderschapsreorganisatie.
De vader betwistte de wijziging en stelde dat de omstandigheden niet veranderd zijn. Hij voerde aan dat de huidige regeling goed functioneert en dat de moeder probeert het contact met de kinderen te bemoeilijken. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2019 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die een advies gaf over de contactregeling.
Het hof oordeelde dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking zijn gewijzigd, onder andere omdat de kinderen ouder zijn en naar school gaan. Het hof besloot de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een nieuwe regeling vast te stellen, waarbij de kinderen om de veertien dagen van vrijdag tot zondag bij de vader verblijven, en in de tussenliggende week een doordeweeks contactmoment is. De moeder is verantwoordelijk voor het brengen en halen in het weekend, terwijl de vader dit doet tijdens het doordeweekse contactmoment. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.