ECLI:NL:GHSHE:2019:3892

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
200.249.259_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van zorgregeling in het belang van de kinderen na scheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een contactregeling voor de kinderen was vastgesteld. De moeder verzocht om wijziging van deze regeling, omdat zij van mening was dat er sprake was van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden. De kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], zijn geboren in 2013 en verblijven bij de moeder. De vader, die de kinderen heeft erkend, woont in België en heeft een campingbedrijf. De moeder stelde dat de huidige regeling te belastend is voor de kinderen en dat de vader niet meewerkt aan een ouderschapsreorganisatie.

De vader betwistte de wijziging en stelde dat de omstandigheden niet veranderd zijn. Hij voerde aan dat de huidige regeling goed functioneert en dat de moeder probeert het contact met de kinderen te bemoeilijken. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2019 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die een advies gaf over de contactregeling.

Het hof oordeelde dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking zijn gewijzigd, onder andere omdat de kinderen ouder zijn en naar school gaan. Het hof besloot de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een nieuwe regeling vast te stellen, waarbij de kinderen om de veertien dagen van vrijdag tot zondag bij de vader verblijven, en in de tussenliggende week een doordeweeks contactmoment is. De moeder is verantwoordelijk voor het brengen en halen in het weekend, terwijl de vader dit doet tijdens het doordeweekse contactmoment. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 oktober 2019
Zaaknummer: 200.249.259/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/247428 / FA RK 18-892
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Y.G.M.J. Breukers,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] (België),
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.C.J. van Pol.
Deze beschikking gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 oktober 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 november 2018, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 november 2016 te wijzigen in die zin dat de kinderen eenmaal per veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdag 16.30 uur tot zaterdag 18.00 uur, waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt en de vader de kinderen na afloop naar de moeder terugbrengt, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 december 2018, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar appel, althans dit appel en de ingediende grief af te wijzen als rechtens ongegrond en onbewezen, zulks met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 september 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Breukers;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Pol;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 november 2018.
Op het rapport van de raad d.d. 26 februari 2015, ingekomen op 4 december 2018, slaat het hof geen acht, nu partijen en de raad hiervan in onderhavige procedure geen kennis hebben genomen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels beëindigde affectieve relatie van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De vader heeft de kinderen erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen verblijven bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 28 november 2016 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een contactregeling vastgesteld voor zover thans van belang inhoudende dat de kinderen bij de vader verblijven van vrijdag 16.30 uur tot zaterdag 18.00 uur, waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt en de vader de kinderen na afloop terugbrengt naar de moeder.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om de bij voormelde beschikking van 28 november 2016 vastgestelde contactregeling te wijzigen, afgewezen, omdat geen sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
Er is wel degelijk sprake van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden. De wens van de moeder om de contactregeling te wijzigen staat niet op zichzelf, maar is gegrond op de leeftijd van de kinderen, het feit dat zij inmiddels naar school gaan en op de non-coöperatieve houding van de vader ten opzichte van de ouderschapsreorganisatie. De moeder betwist dat destijds met al deze omstandigheden rekening is gehouden. De rechtbank ging ervan uit dat partijen aan de onderlinge communicatie zouden gaan werken waarna zij met elkaar in gesprek zouden gaan over de verdere opbouw van de contactregeling. Nu de vader niet bereid was mee te werken aan ouderschapsreorganisatie en het onmogelijk is gebleken om in gezamenlijk overleg de contactregeling structureel te wijzigen, is sprake van een fundamenteel andere situatie. De huidige regeling is een te zware belasting voor de kinderen. Zij brengen nu bij de vader noch bij de moeder een volledig weekend door en de wisselmomenten liggen kort na elkaar.
In 2016 was de wens van de vader een weekendregeling. Vanuit de begeleide omgang had die uitbreiding via de ouderschapsreorganisatie tot stand moeten komen. De moeder heeft eerst onder andere een weekendregeling met een doordeweekse dag voorgesteld, maar omdat de vader aangaf dat een dergelijke regeling medisch gezien niet haalbaar was, heeft de moeder haar verzoek aangepast. Het is niet de bedoeling van de moeder om de kinderen minder naar de vader te laten gaan en zij stemt dan ook in met de door de raad geadviseerde regeling. De communicatie tussen partijen verloopt niet makkelijk. Als de moeder ergens om vraagt duurt het lang voordat de vader een reactie geeft.
3.6.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
Er is geen sprake van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden. Met de door de moeder opgevoerde omstandigheden is bij het maken van de afspraken al rekening gehouden, alsook met het feit dat de kinderen met het bereiken van de 4-jarige leeftijd naar school zouden gaan. De moeder heeft er in eerste instantie alles aan gedaan om de vader het contact met de kinderen te onthouden en nu dat niet is gelukt tracht zij het contact onmogelijk te maken door een regeling te verzoeken die voor de vader praktisch niet uitvoerbaar is. Omdat alles vlekkeloos verliep was ouderschapsreorganisatie niet nodig.
De gezondheid van de vader is inmiddels verbeterd, maar vanwege het campingbedrijf kan hij een andere invulling van de contactregeling niet nakomen. Voor de door de moeder verzochte halvering bestaat geen enkele grond. Het is ook niet in het belang van de kinderen om de uiterst moeizaam tot stand gekomen regeling, relatief kort na het tot stand komen, te wijzigen. Incidenteel is in overleg wel aanpassing van de regeling mogelijk. De communicatie tussen partijen verloopt goed.
3.7.
De raad heeft ter zitting, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht.
De huidige regeling is logisch qua opbouw bij jonge kinderen, maar is inmiddels wel heel lastig. De ouders hebben een regeling nodig waarmee zij langer vooruit kunnen. Het contact tussen de vader en de kinderen dient niet te worden gehalveerd en er dient wekelijks een vorm van contact te zijn. De kinderen hebben ook recht op een heel weekend met beide ouders. De raad adviseert daarom in de ene week een weekendregeling van eenmaal per veertien dagen van vrijdag tot zondagavond en in de andere week een contactmoment op een doordeweekse dag, bijvoorbeeld van donderdag uit school tot vrijdag aanvang school.
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.8.2.
Naar het oordeel van het hof zijn de omstandigheden na voormelde beschikking van 28 november 2016 gewijzigd. Het ouderschapsreorganisatietraject waaraan de ouders zouden gaan deelnemen om (onder meer) tot een uitbreiding van de contactregeling te komen, is niet van de grond gekomen. Verder zijn de kinderen inmiddels weer drie jaar ouder en gaan zij naar school. Gelet hierop is de moeder ontvankelijk in haar verzoek tot wijziging van de contactregeling.
3.8.3.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden vastgesteld.
3.8.4.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting acht het hof een contactregeling zoals door de raad is geadviseerd het meest in het belang van de kinderen. De moeder heeft in hoger beroep om een beperktere regeling verzocht, maar ter zitting is duidelijk geworden dat haar voorkeur uitgaat naar de door de raad geadviseerde regeling. Dit advies komt namelijk overeen met het eerste voorstel dat zij aan de vader heeft gedaan. De vader daarentegen wil vasthouden aan de huidige regeling omdat die volgens hem goed loopt. Hij gaat met geen enkele wijziging akkoord. Weliswaar is er bij hem geen sprake meer van medische beperkingen die een weekendregeling onmogelijk maken, maar op dit moment verhinderen zijn werkzaamheden rondom zijn camping een weekendregeling, aldus de vader. De vader runt de camping met terras en bar alleen, waardoor hij niet altijd beschikbaar is en hij niet zomaar weg kan om de kinderen te halen of te brengen.
Met de raad acht het hof het in het belang van de kinderen dat zij een heel weekend met ieder van de ouders kunnen doorbrengen. Naar het oordeel van het hof zijn de door de vader aangevoerde bezwaren tegen een wijziging van de contactregeling louter van praktische aard en heeft de vader onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze bezwaren niet op te lossen zijn teneinde de uitvoering van de geadviseerde regeling mogelijk te maken. De vader heeft aangegeven dat er familie en vaste gasten zijn die een oogje in het zeil houden als de vader weggaat. Op vrijdagavond komt de moeder van de vader (oma) de kinderen omkleden, waarna de vader hen in bed legt. De bar is inpandig en gaat op zaterdagavond pas om 21.00 uur open, op welk moment de kinderen al in bed liggen. De kinderen kunnen iedere week op vrijdag in België (blijven) judoën, nu de moeder heeft aangegeven bereid te zijn de kinderen daar naartoe te brengen, zo lang zij dat leuk vinden. Verder heeft de vader naar voren gebracht dat als de kinderen doordeweeks in België voetbaltraining zouden hebben, hij zou regelen dat hij de kinderen daarvoor kan gaan halen. Het hof leidt hieruit af dat de vader derhalve mogelijkheden heeft voor een doordeweeks contactmoment. Het hof houdt bij het vaststellen van het doordeweekse contactmoment rekening met de door de vader uitgesproken voorkeur voor de donderdag en vrijdag. Vanwege het werk van de ouders zal het hof bepalen dat de moeder het halen en brengen in het weekend voor haar rekening neemt en de vader het halen en brengen rondom het doordeweekse contactmoment.
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en beschikken als volgt.
Proceskosten
3.10.
In hetgeen de vader aanvoert ziet het hof geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke regel dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 oktober 2018;
en opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 november 2016;
wijst alsnog (gedeeltelijk) toe het inleidend verzoek van de moeder;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] een regeling vast, inhoudende dat er contact plaatsvindt tussen de vader en de kinderen:
- iedere veertien dagen van vrijdag om 16.30 uur tot zondag om 18.00 uur, waarbij de moeder zorgdraagt voor het brengen en halen;
- in de tussenliggende week van donderdagmiddag uit school tot vrijdagochtend aanvang school, waarbij de vader zorgdraagt voor het halen en brengen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans-Wijn en M.L.F.J. Schyns en is op 24 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.