Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
,op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016, die onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) door de rechtbank Den Haag. De moeder van de minderjarige heeft in hoger beroep de beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 juli en 12 juli 2019 aangevochten, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. De moeder betoogt dat de uithuisplaatsing onterecht is, omdat zij de benodigde hulp heeft geaccepteerd en haar situatie verbeterd is. De GI daarentegen stelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft vanwege zorgen over de opvoedsituatie en de veiligheid van de minderjarige. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het hof heeft de bestreden beschikkingen bekrachtigd, omdat de veiligheid van de minderjarige bij de moeder niet meer gegarandeerd kon worden. De GI dient een plan van aanpak op te stellen om de voorwaarden voor terugplaatsing te verduidelijken.