Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
’s-Hertogenbosch onder zaaknummer 208535/HA ZA 10-636 gewezen vonnis van 19 oktober 2011.
15.Het verloop van de procedure
- de akte van [geïntimeerde] van 24 juli 2018;
- de akte van [appellant] van 31 juli 2018;
- de antwoordakte van [appellant] van 28 augustus 2018.
16.De verdere beoordeling
’s-Hertogenbosch, bij vonnis van 16 november 2016, definitief vastgesteld op een bedrag van € 3.997,15. Het hof zal nu een beslissing nemen over de door [geïntimeerde] gevorderde contractuele rente over de declaraties, de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Daarnaast zal het hof een beslissing nemen over de vordering van [appellant] tot terugbetaling van hetgeen hij teveel aan [geïntimeerde] heeft betaald.
Het hof is van oordeel dat de contractuele rente, gelijk aan de wettelijke rente, verschuldigd is vanaf de vijftiende dag na de respectievelijke data van de declaraties. Op grond van de algemene voorwaarden is [appellant] in verzuim bij overschrijding van de betalingstermijn van de declaraties van veertien dagen en is een ingebrekestelling daarvoor niet vereist. Dat de declaraties in de begrotingsprocedure op grond van de WTBZ deels op een lager bedrag zijn vastgesteld, betekent dat [appellant] alleen de contractuele rente over deze lagere bedragen verschuldigd is, maar heeft geen gevolgen voor de ingangsdata van het verzuim en daarmee van de contractuele rente.
’s-Hertogenbosch, heeft bij vonnis van 16 november 2016 (dat vonnis is op de rolzitting van 10 januari 2017 in het geding gebracht), de omvang van de declaraties definitief vastgesteld op een bedrag van € 3.997,15. Uit dit vonnis en de eerdere beslissing van de Raad van Toezicht van 13 oktober 2014 (die op de rolzitting van 28 oktober 2014 in het geding is gebracht) is voor het hof niet precies af te leiden hoe het bedrag van € 3.997,15 over de verschillende declaraties moet worden verdeeld. Het hof komt, gelet op de aftrek die de Raad van Toezicht en de rechtbank hebben toegepast, in zijn berekening uit op de volgende declaratiebedragen:
Het hof zal de contractuele rente, gelijk aan de wettelijke rente, toewijzen over de declaratiebedragen vanaf de vijftiende dag na de respectievelijke data van de declaraties tot aan de dag van volledige betaling.
“3. Indien de opdrachtgever de facturen en declaraties niet (tijdig) voldoet, komen alle kosten ter verkrijging van voldoening in en buiten rechte voor zijn rekening. De buitengerechtelijke kosten bedragen minimaal 15% van de hoofdsom, vermeerderd met de omzetbelasting, doch ten minste € 120,-, vermeerderd met de omzetbelasting.”
Het hof zal [geïntimeerde] veroordelen in de proceskosten van de eerste aanleg in het incident en zal de proceskosten van de eerste aanleg in de hoofdzaak en de proceskosten van het principaal en incidenteel hoger beroep tussen partijen compenseren, nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld.