6.1.1.Het gaat in deze kortgedingprocedure om de vraag of de overeenkomst van geneeskundige behandeling die tussen [de maatschap] en [appellante] heeft bestaan en die door [de maatschap] per 21 december 2017 is opgezegd, hersteld moet worden.
Daarbij kan wat betreft de periode tot aan het wijzen van het bestreden vonnis van 20 december 2018 worden uitgegaan van de volgende feiten.
- [geintimeerde 2] houdt als huisarts via zijn eenmanszaak praktijk in [de maatschap] . [huisartsenpraktijk] en [medical] zijn eveneens als maten verbonden aan Huisartsenpraktijk [de maatschap] . [huisarts] (hierna: [huisarts] ) is tevens als huisarts in de praktijk werkzaam.
- Tussen [appellante] en [de maatschap] is omstreeks september 2016 een behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 BW tot stand gekomen.
- In de periode van 5 oktober 2016 tot 9 november 2017 hebben diverse contacten plaatsgevonden tussen enerzijds [geintimeerde 2] of [huisarts] en anderzijds [appellante] . [de maatschap c.s.] hebben een verslag van een aantal van die contacten overgelegd als bijlage bij productie 1 in eerste aanleg.
- Op 28 september 2017 heeft [appellante] tegen [geintimeerde 2] een klacht ingediend bij een geschilleninstantie voor huisartsenzorg.
- Bij brief van 28 november 2017 hebben [geintimeerde 2] en [huisarts] namens [de maatschap] aan [appellante] medegedeeld dat de behandelingsovereenkomst per 21 december 2017 wordt opgezegd.
- Op 23 januari 2018 heeft [appellante] tegen [geintimeerde 2] een klacht ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te [vestigingsplaats] (hierna: het tuchtcollege). In deze klacht heeft [appellante] onder meer gesteld dat [geintimeerde 2] de behandelingsovereenkomst ten onrechte heeft opgezegd en dat [geintimeerde 2] ten onrechte niet heeft meegewerkt aan correctie van het medisch dossier van [appellante] .
- Op 23 mei 2018 heeft het tuchtcollege een beslissing genomen op de door [appellante] ingediende klacht. In deze beslissing heeft het tuchtcollege de opzegging van [geintimeerde 2] getoetst aan de KNMG-richtlijn: “Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelovereenkomst”. In de beslissing heeft het tuchtcollege onder meer het volgende overwogen:
‘Als een arts – zoals in dit geval verweerder – constateert dat de relatie met de patiënt – klaagster – moeizaam is, dat de patiënt haar eigen gang gaat (bijvoorbeeld met betrekking tot de medicatie en het zelf injecteren van pijnstilling) en de adviezen negeert, kan dat voor de arts aanleiding zijn aan te dringen op verandering. De afspraken die daartoe worden gemaakt moeten schriftelijk worden vastgelegd (en hiervan moet aantekening worden gemaakt in het dossier). De arts dient de patiënt – schriftelijk – te waarschuwen dat als het gedrag niet verandert of de plichten niet worden nageleefd, de behandelovereenkomst wordt beëindigd. Als de patiënt het gedrag niet verandert en de arts gaat tot opzegging over dan moet hij daarvoor een redelijke termijn in acht nemen.
Het college stelt vast dat van een herhaaldelijk aandringen of waarschuwen door verweerder niet is gebleken; er is vanuit het niets op 28 november 2017 opgezegd. Een opzegging waar klaagster zich niet op heeft kunnen instellen of voorbereiden en met een opzegtermijn van drie weken (28 november tot 21 november 2017) is een termijn die onder voornoemde omstandigheden niet redelijk te beschouwen is.
Nu verweerder niet aan de in richtlijn genoemde voorwaarden heeft voldaan is dit klachtonderdeel gegrond.’
De klacht over het niet aanpassen van het medisch dossier is door het tuchtcollege ongegrond verklaard.
- Bij brief van 6 juni 2018 heeft [geintimeerde 2] aan [appellante] onder meer het volgende meegedeeld:
‘Naar aanleiding van gesprekken met uw zorgverzekeraar CZ en het verzoek van CZ om nog een laatste keer uw herhaalmedicatie voor te schrijven, heb ik hier vorige week gehoor aan gegeven.
(…)
Na de brief waarin ik de behandelovereenkomst heb opgezegd, zijn inmiddels meer dan 6 maanden verstreken. U heeft dus meer dan en redelijke termijn gehad om naar een andere huisarts over te gaan. (…)
U heeft nu 3 maanden de tijd om zich aan te melden bij een nieuwe huisarts voordat een nieuw herhaalrecept moet worden voorgeschreven. CZ is nog steeds bereid om u nogmaals met alle inzet te helpen bij het vinden van een nieuwe huisarts.
Ik zal geen gehoor meer geven aan de andere verzoeken die u de afgelopen weken reeds heeft gedaan of in de toekomst nog zal doen. Daarom wijs ik u er met klem op, om voor uw eigen belang, een nieuwe huisarts te gaan zoeken waar uw wel vertrouwen in heeft waarmee u deze zaken kunt bespreken.’
- Bij brief van 9 juli 2018 heeft [geintimeerde 2] aan [appellante] onder meer het volgende meegedeeld:
‘U heeft nu nog 2 maanden om een andere huisarts te vinden. Ik verzoek u hierbij nogmaals dringend uzelf bij een nieuwe huisarts aan te melden en mij zo spoedig mogelijk dit te laten weten. Ik kan dan het dossier uitdraaien en voor u klaar leggen of digitaal doorsturen naar uw nieuwe huisarts.’
- Bij brief van 14 augustus 2018 heeft [geintimeerde 2] aan [appellante] onder meer het volgende medegedeeld:
‘U heeft nu nog 2 weken om een andere huisarts te vinden. Ik verzoek u hierbij nogmaals dringend uzelf bij een nieuwe huisarts aan te melden en mij zo spoedig mogelijk dit te laten weten. Ik kan dan op tijd het dossier uitdraaien en voor u klaar leggen of digitaal doorsturen naar uw nieuwe huisarts.’
- Bij e-mail van 30 augustus 2018 heeft het CZ aan [geintimeerde 2] onder meer het volgende geschreven:
“Mevrouw [appellante] heeft herhaaldelijk aan ons laten weten dat zij niet wil overstappen naar een andere huisarts zo lang u niet haar dossier aanpast. Dit levert helaas een patstelling op.’
- [geintimeerde 2] heeft sinds 1 september 2018 geen medicatie meer aan [appellante] voorgeschreven.