In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurders van de Coöperatie Kunstcollectief U.A. (KCH) in het kader van een faillissement. De curator, mr. Jeroen Thijs Jan Gorissen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de vorderingen van de curator tot aansprakelijkheid van de bestuurders werden afgewezen. Het hof heeft de feiten en het procesverloop in eerste aanleg besproken, waarbij het hof verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Limburg. De kern van de zaak betreft de vraag of de bestuurders hun taken kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, wat zou leiden tot hun aansprakelijkheid voor de schulden van KCH. Het hof concludeert dat de bestuurders, waaronder [beheer] Beheer, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3], hun verantwoordelijkheden niet naar behoren hebben vervuld, wat heeft bijgedragen aan het faillissement van KCH. Het hof bekrachtigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar vernietigt deze in zoverre dat de vorderingen van de curator nu wel worden toegewezen. De bestuurders worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort en moeten de kosten van de procedure vergoeden. Het hof wijst ook het verzoek om een voorschot van € 100.000,00 af, omdat dit onvoldoende onderbouwd is. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in faillissement en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur.