In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de vermogensrechtelijke afwikkeling van een samenleving. De appellant, aangeduid als de man, en de geïntimeerde, aangeduid als de vrouw, zijn voormalige levensgezellen die in geschil zijn over de verdeling van hun gezamenlijke vermogens na de beëindiging van hun relatie. De zaak is een vervolg op een eerder vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij een herstelvonnis is uitgesproken. Het hof heeft in een tussenarrest van 23 juli 2019 partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de waarde van een camper, die een belangrijk onderdeel van de vermogensverdeling vormt. Partijen hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt over de waarde van de camper, vastgesteld op € 100.000,--, en hebben besloten af te zien van een deskundigenonderzoek.
Het hof heeft vervolgens de hoogte van het vergoedingsrecht van de vrouw vastgesteld op € 70.766,92, dat de man aan haar dient te vergoeden. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de man in verzuim is geraakt met betrekking tot de betaling van dit bedrag, en heeft het de wettelijke rente vanaf 5 maart 2018 toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdeling van de saldi van de bankrekeningen vastgesteld op 1 augustus 2015. De uitspraak bevat ook bepalingen over de verdeling van een Toyota en de proceskosten, die worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2019.