3.8.1.Zoals ter zitting aan de moeder, de GI en de pleegouders is voorgehouden, acht het hof zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen ten aanzien van de eventuele terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Het hof zal om die reden – conform het verzoek van de moeder – een deskundigenonderzoek gelasten als bedoeld in artikel 810a Rv. De moeder, de GI en de pleegouders hebben ter zitting hun akkoord gegeven mee te werken aan een dergelijk onderzoek en aangegeven de benoeming van een deskundige aan het hof over te laten. Het hof heeft aangegeven op zoek te gaan naar een deskundige via het NIFP.
Het hof heeft de aan de deskundige te stellen vragen voorgelegd aan partijen en belanghebbenden. De GI heeft het hof in voormeld schrijven, ingekomen op 10 september 2019, bericht in te stemmen met de geformuleerde vragen. De moeder heeft het hof in voormeld schrijven, ingekomen op 4 september 2019, bericht in te stemmen met de door het hof geformuleerde vragen en tevens verzocht een viertal vragen toe te voegen. Het hof zal de door de moeder voorgestelde vragen niet toevoegen, nu het gaat om een onderzoek naar de moeder-dochter relatie en niet naar de pedagogische vaardigheden van de pleegouders en de beantwoording van de door de moeder aanvullend gestelde vragen deels al zal plaatsvinden op basis van de door het hof geformuleerde vragen.
3.8.2.Van het NIFP heeft het hof bericht ontvangen dat drs. A. Laurijssen-Timmers, registerpsycholoog NIP/Kinder- en Jeugd, correspondentieadres: NIFP [vestigingsplaats] , [adres] , bereid is het verzochte deskundigenonderzoek uit te voeren.
3.8.3.Het hof vraagt de deskundige onderzoek te doen naar de eventuele mogelijkheden van een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder en wat hierbij in het belang van [minderjarige] is. Het hof wenst graag de volgende vragen beantwoord te zien:
Hoe kan de ontwikkeling en het functioneren van [minderjarige] worden beschreven met als specifiek aandachtspunt de hechting?
Wat zijn de specifieke affectieve en pedagogische behoeften van [minderjarige] ?
Wat zijn de affectieve en pedagogische vaardigheden van de moeder in relatie tot de affectieve en pedagogische behoeften van [minderjarige] ?
Wat zijn de (contra)indicaties voor een (terug)plaatsing bij de moeder? In hoeverre wordt (terug)plaatsing van [minderjarige] bij de moeder in het belang van [minderjarige] geacht?
Indien tot (terug)plaatsing van [minderjarige] bij de moeder wordt overgegaan, is hulpverlening dan aangewezen? Zo ja, voor wie, in welke vorm en waarop dient de hulpverlening gericht te zijn en hoe zullen de betrokkenen zich hier tegenover opstellen c.q. ervan kunnen profiteren?
Hoe zijn, indien tot (terug)plaatsing van [minderjarige] bij de moeder wordt overgegaan, de mogelijkheden van de pleegouders om dit te begeleiden?
Wat zijn de (contra)indicaties voor continuering van het verblijf van [minderjarige] in het pleeggezin?
Indien niet wordt overgegaan tot (terug)plaatsing van [minderjarige] bij de moeder, hoe kan het contact tussen [minderjarige] en de moeder in dat geval worden vormgegeven? Is hulpverlening hierbij aangewezen en zo ja op welke wijze dient die hulpverlening plaats te vinden?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [minderjarige] en/of bij eventueel te nemen beslissingen.
3.8.5.Het aan de deskundige toekomende bedrag, begroot op € 5.402,92 (inclusief btw) te verhogen met reiskosten van € 2,95 per retour km exclusief 21% btw, conform de door de deskundige uitgebrachte offerte, wordt bij de te geven eindbeschikking overeenkomstig de daarvoor krachtens de wet gestelde regelingen ten laste van ’s Rijks kas door de griffier aan de deskundige betaald, bijzondere omstandigheden voorbehouden. Het hof verzoekt de deskundige nadrukkelijk om indien de kosten de offerte te boven mochten gaan of er bovenmatige reiskosten dienen te worden gemaakt, het hof daarover tijdig en voordat nadere kosten worden gemaakt, in te lichten.
3.8.6.Het hof zal mr. E.L. Schaafsma-Beversluis tot raadsheer-commissaris benoemen, tot wie de deskundige en belanghebbenden zich, door tussenkomst van de griffie, kunnen wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft.
3.8.7.Het hof zal de verdere behandeling van de zaak aanhouden tot 12 december 2019 pro forma, teneinde het resultaat van het deskundigenonderzoek af te wachten. Belanghebbenden zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op deskundigenonderzoek en het gewenste verdere verloop van de procedure kenbaar te maken.