ECLI:NL:GHSHE:2019:3811

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
200.261.837_01 en 200.261.837_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarigen met betrekking tot ouderschap en gezag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de kinderen onder toezicht zijn gesteld van een gecertificeerde instelling (GI). De moeder, vertegenwoordigd door mr. Z. Sivro, verzoekt de beschikking te vernietigen of te wijzigen, en stelt dat er geen ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen is. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. Mallant, en de Raad voor de Kinderbescherming (de raad) zijn verweerders in deze zaak. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 september 2019, waarbij zowel de moeder als de vader hun standpunten naar voren brachten. De moeder betoogt dat de communicatie tussen de ouders is verbeterd en dat de kinderen goed functioneren zonder de noodzaak van ondertoezichtstelling. De raad en de GI daarentegen stellen dat er nog steeds een ernstige ontwikkelingsbedreiging is door de problematische verstandhouding tussen de ouders, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. Het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft, gezien de aanhoudende conflicten tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de moeder wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 16 oktober 2019
Zaaknummers : 200.261.837/01 en 200.261.837/02
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/345626 / JE RK 19-615
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Z. Sivro,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.H.M. Mallant.
en
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 mei 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 2 juli 2019, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen dan wel te wijzigen en te bepalen dat het verzoek tot ondertoezichtstelling wordt afgewezen.
2.2.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 juli 2019, heeft de moeder verzocht de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van voormelde beschikking te schorsen.
2.3.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 september 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Sivro;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de vader, vertegenwoordigd door mr. Mallant.
2.4.1.
De mondelinge behandeling heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de comparitie van partijen in het hoger beroep tegen het kort gedingvonnis van 4 maart 2019 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant. Op dit hoger beroep zal bij arrest van 22 oktober 2019 worden beslist.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 5 augustus 2019.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna tezamen ook aangeduid als de kinderen.
De moeder en de vader oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de kinderen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 29 mei 2019 tot 29 februari 2020.
3.3.
De moeder kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Ook heeft zij verzocht om de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van voormelde beschikking te schorsen.
Schorsing
3.4.
De moeder heeft haar verzoek om de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van voormelde beschikking te schorsen tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken. Dit leidt tot niet-ontvankelijk verklaring van de moeder in dat verzoek.
Hoofdzaak
3.5.
De moeder heeft in het beroepschrift - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Er is geen sprake van een zodanig ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Zij verkeren niet in een loyaliteitsconflict ten opzichte van de ouders. De kinderen ontwikkelen zich goed en vertonen geen problematisch gedrag. Enkel een verstoorde communicatie tussen de ouders levert onvoldoende grond op voor een ondertoezichtstelling. Verder voldoet het raadsrapport niet aan de kwaliteitseisen.
De moeder betwist dat zij de vader niet als een volwaardige ouder ziet. Zij staat achter de omgang tussen de kinderen en de vader, hoewel zij op dat punt wel zorgen heeft door feitelijke handelingen en de houding van de vader. Ten slotte bestrijdt de moeder dat het vrijwillige kader is uitgeput.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder hieraan toegevoegd dat de communicatie tussen partijen is verbeterd sinds de ondertoezichtstelling en dat de kinderen inmiddels bij de nieuwe huisarts zijn ingeschreven. De moeder blijft echter bij haar standpunt dat de ondertoezichtstelling dient te eindigen, althans dat in stappen naar een einde daarvan dient te worden toegewerkt. De moeder staat achter parallel ouderschap, mits de omgeving bij de vader veilig is. De kinderen blijven nu nog van de vader terugkomen met verwondingen. Zij wil dat de vader opvoedondersteuning krijgt.
3.6.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderen bevinden zich in een loyaliteitsconflict. Er blijft sprake van strijd tussen de ouders. Bovendien klinkt bij een positieve opmerking van de moeder over de vader, zelfs tijdens deze mondelinge behandeling, toch steeds haar mening door, dat de vader niet voldoende in staat is om aan te sluiten bij de kinderen. Dat merken de kinderen ook en dat heeft negatieve gevolgen voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen. De kinderen passen zich aan, zij kunnen zichzelf niet zijn en niet zeggen wat zij willen, uit angst voor het niet voldoen aan verwachtingen van de ouders. De kinderen zouden hun verhaal kwijt moeten kunnen. Verder lijkt de moeder af te haken als haar visie niet wordt gedeeld. Dat blijkt ook uit het niet volgen van individuele hulpverlening.
3.7.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
De ondertoezichtstelling moet doorlopen. Er zijn goede contacten met zowel moeder als vader en er vinden gesprekken plaats met beide ouders. De samenwerking verloopt goed. Deze ontwikkeling is echter nog pril. Verder is er nog weinig informatie over en zicht op de kinderen zelf. De moeder vindt dat de contactregeling niet goed verloopt en de vader vindt dat dat wel het geval is. De GI wil een traject inzetten om uiteindelijk te komen tot parallel ouderschap.
3.8.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Hij staat achter de ondertoezichtstelling omdat het de ouders anders niet lukt om het loyaliteitsconflict van de kinderen weg te nemen. Er vinden op dit moment met hulp van de GI gesprekken plaats en er worden afspraken gemaakt. De contactregeling wordt nageleefd, zij het met discussie over het ophalen. De vader wil de positieve ontwikkeling doorzetten. Opvoedondersteuning is bij hem niet nodig. De vader heeft reeds met succes een dergelijk traject doorlopen.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.9.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof na eigen weging en beoordeling tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 BW en dat een ondertoezichtstelling nog noodzakelijk is.
Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
De ernstige bedreiging is gelegen in de problematische verstandhouding tussen de ouders die de loyaliteit van de kinderen nog steeds zwaar op de proef stelt. Er blijft sprake van strijd tussen de ouders. Ook het hof ziet een moeder die de vader nog niet als volwaardig ouder in het leven van de kinderen kan zien, maar als iemand tegen wie de kinderen in bescherming moeten worden genomen. Met de raad is het hof van oordeel dat dit zijn weerslag heeft op de kinderen en dat hiermee hun identiteitsontwikkeling in het gedrang komt. Ook heeft het hof de overtuiging dat de moeder haar eigen aandeel in de problematiek van de kinderen niet, althans onvoldoende beseft. De moeder zal moeten leren om dit aandeel (beter) te gaan inzien. Verder is van belang dat er sinds de ondertoezichtstelling al positieve stappen zijn gezet. De ouders zijn inmiddels met elkaar in overleg. Zij hebben eindelijk overeenstemming bereikt over de inschrijving van de kinderen bij de nieuwe huisarts, waartegen de vader zich lang heeft verzet. Verder zijn er inmiddels door de GI stappen gezet om te komen tot parallel ouderschap en tot nadere afspraken over de contactregeling. Deze gunstige ontwikkeling is echter pril. Mede gelet op de reeds lang bestaande problematiek tussen de ouders heeft het hof nog niet het vertrouwen dat op dit moment het gedwongen kader kan worden gemist. De ondertoezichtstelling moet daarom doorlopen. Het hof gaat ervan uit dat beide ouders zich volledig blijven inzetten om intussen de positieve lijn vast te houden. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 mei 2019;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en
P. Vlaardingerbroek en is op 16 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.