De vader stelt in hoger beroep dat de communicatie en samenwerking tussen de ouders thans een stuk beter gaan en verwijst daarvoor naar recente emailberichten tussen de vader en de moeder in de periode juni-augustus 2019.
Het hof onderschrijft deze conclusie van de vader niet nu de inhoud, toon en bejegening over en weer in de door hem overgelegde e-mailberichten onvoldoende blijk geven van een constructieve en respectvolle communicatie op ouderniveau.
Ook het vermogen om afspraken te maken en samen te werken in het belang van [minderjarige] blijkt onvoldoende aanwezig, nu de gezinsvoogd zich in het kader van de ondertoezichtstelling genoodzaakt heeft gezien om, uitsluitend met betrekking tot de vakantieperioden, een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling te doen. De kinderrechter heeft ten aanzien van dit verzoek in een vrij recente beschikking van 2 mei 2019 overwogen dat de ouders er, ondanks al hetgeen er tot nu toe aan professionele hulpverlening is ingezet, niet in slagen tot een sluitend ouderschapsplan te komen, meer specifiek waar dit ziet op omgangsafspraken die voor [minderjarige] duidelijk en voorspelbaar zijn, zodanig dat zij niet betrokken wordt in discussies tussen haar ouders en waarbij haar loyaliteit niet op de proef wordt gesteld. Uit wat op tijdens de mondelinge behandeling door en namens de ouders naar voren is gebracht blijkt, aldus nog steeds de kinderrechter, dat bij hen sprake is van een zodanige discrepantie in hun zienswijze dat dit geen vertrouwen inboezemt dat door hen alsnog overeenstemming zal worden bereikt.
Nu partijen, kennelijk zelfs met de hulp en begeleiding van de gezinsvoogd in het kader van de ondertoezichtstelling, niet in staat zijn over dergelijke praktische aangelegenheden als het vaststellen van een vakantieregeling afspraken te maken, acht het hof het niet reëel te verwachten dat partijen in staat zullen zijn gezamenlijk beslissingen van enig belang over [minderjarige] te nemen.
Het hof neemt hierbij ook in aanmerking dat pas tijdens de mondelinge behandeling duidelijk is geworden dat de vader inmiddels in januari 2019 door de politierechter is veroordeeld voor mishandeling en bedreiging met geweld gericht tegen de moeder respectievelijk de partner van de moeder tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 40 uur. De vader lijkt tijdens de mondelinge behandeling de aan deze veroordeling ten grondslag liggende feiten de bagatelliseren, terwijl voor het hof op dit moment niet duidelijk is welke impact deze veroordeling op de samenwerking tussen deze ouders heeft.
Het hof acht in dezen met name ook het medicijngebruik van [minderjarige] een punt van zorg. In het vervolgplan van aanpak OTS van 1 april 2019 valt te lezen dat [minderjarige] aangeeft dat haar hoofd zonder ADHD-medicatie aanvoelt als een tornado. Desondanks heeft zij besloten geen medicatie in te nemen op de dagen dat zijn omgang heeft met vader, omdat zij het graag voor beide ouders goed wil doen. Het gevolg was dat [minderjarige] ging achterlopen op school en dreigde uit de Plusklas te worden gezet. Dit laatste was voor [minderjarige] aanleiding toch door te gaan met de medicatie, maar dan slechts een halve tablet op de woensdagen dat zij naar vader gaat, omdat woensdag ook maar een halve dag school is. Dit is een duidelijke indicatie van het feit dat [minderjarige] klem zit tussen de ouders. Het hof acht het onder de huidige hiervoor geschetste omstandigheden op dit moment niet in het belang van [minderjarige] dat de ouders over het medicijngebruik en over andere belangrijke (gezags)kwesties gezamenlijk beslissingen moeten gaan nemen.