ECLI:NL:GHSHE:2019:3754
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag van de moeder over minderjarige na ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren in 2005. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft verzocht om het gezag te behouden. De rechtbank had eerder besloten dat het gezag van de moeder moest worden beëindigd, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd bedreigd. De moeder heeft in het verleden te maken gehad met ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van haar dochter, die nu in een pleeggezin verblijft.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar standpunt toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij in staat is om een veilige opvoedingsomgeving te bieden. De Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling hebben echter betoogd dat de moeder niet in staat is om haar verantwoordelijkheden te dragen en dat de minderjarige emotioneel verwaarloosd en mishandeld is. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de zorg voor haar dochter op zich te nemen.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige in het pleeggezin een veilige en stabiele omgeving heeft gevonden en dat het in haar belang is om daar te blijven wonen. De moeder heeft niet voldoende aangetoond dat zij in staat is om de opvoeding van haar dochter op zich te nemen. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het gezag van de moeder beëindigd, met als doel de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.