Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 april 2019, waarin de ondertoezichtstelling van haar minderjarige kind, [minderjarige 1], werd verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.L. Witteveen, verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen of in duur te bekorten. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2019 heeft de moeder haar verzoek gewijzigd en gevraagd om de benoeming van een bijzondere curator in plaats van een deskundigenonderzoek. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, als verweerster, heeft het verzoek van de moeder afgewezen.
Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] sinds 7 april 2017 onder toezicht staat van de GI en dat zij in een gezinshuis verblijft. De moeder heeft aangevoerd dat zij niet goed geïnformeerd was over wat nodig was om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] weg te nemen en dat zij in staat is om voor haar kind te zorgen met de juiste hulpverlening. De GI heeft echter gesteld dat de moeder onvoldoende inzicht heeft in haar problematiek en dat de situatie voor [minderjarige 1] niet verbeterd is, wat heeft geleid tot de conclusie dat terugplaatsing niet mogelijk is.
Het hof heeft de belangen van [minderjarige 1] zwaar laten wegen en geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de opvoedsituatie te bieden die haar kind nodig heeft. De stem van [minderjarige 1] is gehoord en zij heeft aangegeven dat zij in het gezinshuis wil blijven. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen is afgewezen.