Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
6.De beoordeling
Doctorate Board(het college voor promoties) van Nyenrode heeft een promotiereglement – de
Nyenrode PhD and EDP Rules and Regulations(hierna: PhD R&R) – vastgesteld. In de versie April 2013 van de Phd R&R staat onder andere het navolgende:
PhD Appeal Committeevan Nyenrode , die in de uitspraak van 24 september 2015 heeft geoordeeld dat het besluit van de Doctorate Board in stand kan blijven. De PhD Appeal Committee heeft daarbij onder andere overwogen dat het besluit van de Doctorate Board is gebaseerd op artikel 5.5 PhD R&R en niet op artikel 3.5 PhD R&R.
U ontving inmiddels de uitspraak van de PhD Appeal Committee in het door u aangespannen beroep tegen ons besluit om de beide promotores toe te staan hun promotiebegeleiding te beëindigen. Op grond van deze uitspraak staat het oorspronkelijke besluit van de Doctorate Board vast. De Board adviseert u om een of meer nieuwe promotores te zoeken, opdat u tijdig, dat wil zeggen vóór 28 november 2016, uw proefschrift kunt voltooien.”.
de wijze waarop [de promotor] tot zijn besluit is gekomen om de begeleiding van de promotie (...) stop te zetten procesmatig als onvoldoende zorgvuldig [moet] worden aangemerkt’, dat [de promotor] ‘
ten onrechte het initiatief heeft genomen om tot de beëindiging van de studiefaciliteiten (kamerhuur en e-mailaccount) van [appellante] te komen’, dat de schriftelijke mededeling van [de promotor] dat het ‘“
natuurlijk” niet mogelijk is om de promotiebegeleiding voort te zetten op Nyenrode , omdat daarmee een ‘probleem’ zou worden overgedragen aan een collega en dat is niet realistisch’ indruist tegen de in het Nyenrode
PhD and EDP Rules & Regulationsopgenomen eis dat bij de stopzetting van de promotiebegeleiding de NBU (hof: Nyenrode Business Universiteit) actief naar een andere Nyenrode promotor zoekt. [de promotor] heeft volgens de Adviescommissie zijn bevoegdheden overschreden, dan wel zich niet gehouden aan de binnen Nyenrode geldende regels. Gelet op de positie van [de promotor] als lid van het College van Bestuur vindt de Adviescommissie ‘
het begrijpelijk dat [appellante] dit handelen van [de promotor] als machtsmisbruik heeft ervaren’, waarbij de Adviescommissie wel aantekent ervan overtuigd te zijn dat ‘
[de promotor] ‘zijn ‘macht’ als lid van het College van Bestuur niet bewust heeft willen gebruiken maar slechts zaken heeft willen regelen.’ Afsluitend is overwogen dat met de beslissing om [appellante] alsnog een jaar de tijd te geven om haar promotie binnen Nyenrode af te ronden, ‘
voldoende compensatie is geboden voor het door [appellante] ervaren onrecht met betrekking tot het stopzetten van de begeleiding van haar promotie.’.
dat uit de oordelen van de twee onafhankelijke deskundigen blijkt dat succesvolle afronding van het proefschrift binnen een periode van twee jaar zeker niet haalbaar is, nu zij onafhankelijk van elkaar tot de volgende conclusies komen:
ten aanzien van Fontysvoor recht te verklaren dat Fontys tegenover [appellante] is
ten aanzien van Nyenrodevoor recht te verklaren dat Nyenrode op grond van onrechtmatige daad gehouden is de bij staat op te maken schade van [appellante] te
ten aanzien van Fontys en Nyenrode :
GRIEF I (RO 4.15)
anders dan [appellante] stelt het verzoek van [de promotor] om de begeleiding te mogen staken op zichzelf niet onrechtmatig [is].” Dat verzoek heeft geresulteerd in het besluit van de Doctorate Board van 23 februari 2015 om het verzoek van [de promotor] en [de copromotor] om van hun taken als begeleider in het promotietraject van [appellante] ontheven te worden, met onmiddellijke ingang in te willigen.
nietovervallen had kunnen voelen. Deze grief berust op een onjuiste lezing van het vonnis. De kantonrechter heeft namelijk overwogen dat “
begrijpelijk [is] dat zij toch nog is overvallen door de beslissing van [de promotor] van 22 september 2014 (en [de copromotor] ) om het verzoek in te dienen om het promotietraject niet langer te begeleiden.”. Deze grief wordt verworpen. [appellante] heeft in haar toelichting aangevoerd dat er ‘geen vuiltje aan de lucht leek te zijn’. Voor zover [appellante] daarmee heeft bedoeld dat de kantonrechter dat heeft miskend, faalt dat betoog. Volgens de kantonrechter was de feitelijke situatie anders en het hof schaart zich achter die motivering (zie ook hierna in 6.7.1).
de wijze waarop‘het traject’ is gestaakt, onrechtmatig is. [appellante] onderbouwt daarbij waarom het kwam dat zij op 22 september 2014 overvallen werd door de aankondiging van het verzoek om de begeleiding te mogen staken en citeert daarbij uit het advies van de Adviescommissie van 25 februari 2016.
[i]n zoverre kan worden onderschreven dat [de promotor] enigermate onzorgvuldig jegens [appellante] heeft gehandeld.”.
trajectwerd beëindigd nadat [de promotor] aan haar op 22 september 2014 had medege-deeld de begeleiding te willen staken. Zij stelt dat haar ten onrechte geen vangnet(regeling) is geboden door een andere promotor voor haar te zoeken, terwijl zij zelf geen promotor bereid zou kunnen vinden om haar te begeleiden en zij bovendien vrijwel direct werd afgesloten van studiefaciliteiten.
De adviescommissie stelt vast dat dit indruist tegen de in artikel 3.5 van het Nyenrode PhD en EDP Rules & Regulations opgenomen eis dat bij de stopzetting van promotiebegeleiding de NBU actief naar een andere Nyenrode promotor zoekt. Het valt de heer [de promotor] aan te rekenen dat hij van deze eis óf niet op de hoogte was óf deze bewust heeft genegeerd.”) dan ook op een onjuiste lezing en toepassing van artikel 3.5 PhD R&R.
begeleidingdoor de promotor(en) wordt beëindigd – wel een vangnetregeling wordt toegepast waarbij een andere promotor/tijdelijke begeleider door de universiteit wordt aangeboden, doet niet ter zake. Dat andere universiteiten, op grond van hun promotiereglement of om andere redenen, anders handelen dan Nyenrode , maakt het handelen van Nyenrode (conform de WHW haar PhD R&R) niet onrechtmatig. Deze grief wordt daarom verworpen.
Echter zelfs wanneer veronderstellenderwijs moet worden aangenomen dat [de promotor] onzorgvuldig jegens [appellante] heeft gehandeld, is die onzorgvuldigheid opgeheven met de beslissing van de Doctorate Board om haar de gelegenheid te geven haar promotieonderzoek voor 28 november 2016 af te ronden. [appellante] , die er zelf ook vanuit ging voor de voltooiing van haar proefschrift nog een jaar de tijd nodig te hebben, moet daarmee worden geacht voldoende te zijn gecompenseerd voor de gevolgen van het tijdelijk beëindigen van een aantal studiefaciliteiten.”.