ECLI:NL:GHSHE:2019:3666

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
200.235.650_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buren geschil over vochtschade en herstelkosten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een burenconflict over vochtschade en de bijbehorende herstelkosten. De appellanten, wonende te [woonplaats], hebben in principaal appel beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin hen werd veroordeeld tot medewerking aan herstelwerkzaamheden aan een mandelige scheidsmuur. De zaak is ontstaan na de constatering van vochtplekken door [geïntimeerde 1] in zijn aanbouw, die hij toeschrijft aan de onrechtmatige daad van [appellant]. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat de kosten van herstel gelijkelijk verdeeld moeten worden tussen beide partijen, wat leidt tot een 50%/50% verdeling van de kosten. In hoger beroep heeft [appellant] vijf grieven aangevoerd, waarbij hij de aansprakelijkheid voor de schade betwist. Het hof heeft de deskundigenrapporten van zowel Feron als [schadebegeleiding] in overweging genomen en geconcludeerd dat de onrechtmatige daad van [appellant] de oorzaak is van de vochtschade. Het hof volgt het oordeel van de rechtbank en bekrachtigt het vonnis, waarbij de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd. De uitspraak is gedaan op 8 oktober 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.235.650/01
arrest van 8 oktober 2019
in de zaak van

1.[appellant] ,

2.
[appellante],
hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud: [appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal appel, geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. H.H.G. Theunissen te Leusden,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2],
hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud: [geïntimeerde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal appel, appellanten in incidenteel appel,
advocaat: voorheen mr. C.S.B.E. Reinders te Maastricht (onttrokken),
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 8 mei 2018 in het hoger beroep van het door de rechtbank van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer/rolnummer C/03/229026 / HA ZA 16-704 tussen partijen gewezen vonnis van 13 september 2017.

5.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 8 mei 2018;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 16 juli 2018;
- de memorie van grieven in principaal appel, met een productie;
- de memorie van antwoord in principaal appel en memorie van grieven in incidenteel appel, met producties en met eiswijziging;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben arrest gevraagd.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij tussenarrest van 8 mei 2018 heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast. De comparitie heeft niet tot een schikking geleid.
6.2.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast.
[geïntimeerde 1] en [appellant] zijn buren van elkaar en zijn allebei eigenaar van hun eigen huis.
Beide huizen delen een eensteens-scheidsmuur die op grond van art. 5:62 lid 2 BW mandelig is. Beide huizen zijn voorzien van een aanbouw waarin zich de keuken bevindt.
In september/oktober 2013 heeft [geïntimeerde 1] geconstateerd dat er vochtplekken ontstonden in de muur van zijn aanbouw. Op verzoek van [geïntimeerde 1] heeft de rechtbank op 30 oktober 2014 een voorlopig deskundigenbericht bevolen en F. Feron van [bouwpathologie] Bouwpathologie benoemd tot deskundige. Feron heeft een rapport uitgebracht.
6.3.
[geïntimeerde 1] heeft in eerste aanleg samengevat gevorderd, voor zover in hoger beroep nog van belang, [appellant] te veroordelen:
- mee te werken aan de herstelwerkzaamheden aan de scheidsmuur tussen de beide keukens op de begane grond conform het rapport van Feron, op straffe van een dwangsom;
- primair hoofdelijk € 8.907,78 (offerte [vochttechniek] Vochttechniek) dan wel € 8.703,50 (begroting Feron) te betalen, subsidiair € 4.451,89 dan wel € 4.351,75;
met veroordeling van [appellant] tot betaling van € 820,00 (buitengerechtelijke incassokosten), € 900,00 (deskundigenkosten) en de kosten van het geding inclusief de nakosten.
[geïntimeerde 1] heeft samengevat aan zijn vorderingen art. 6:162 (onrechtmatige daad), art. 5:65 BW (onderhoud, reiniging, vernieuwen mandelige muur) en art. 5:52 lid 1 BW (afwatering) ten grondslag gelegd.
[appellant] heeft verweer gevoerd.
6.4.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis, voor zover in hoger beroep van belang, [appellant] veroordeeld binnen vier maanden na betekening op straffe van een dwangsom mee te werken aan de herstelwerkzaamheden aan de scheidsmuur tussen de beide keukens op de begane grond, € 4.351,75 aan [geïntimeerde 1] te betalen aan herstelkosten en [appellant] in de proceskosten veroordeeld (inclusief de deskundigenkosten) en het meer of anders gevorderde (inclusief de buitengerechtelijke incassokosten) afgewezen.
6.5.
[appellant] heeft in principaal appel vijf grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot volledige afwijzing van het gevorderde.
[geïntimeerde 1] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging in zoverre.
[geïntimeerde 1] heeft in incidenteel appel één grief aangevoerd en zijn eis gewijzigd. De wijziging betreft een nieuwe vordering om [appellant] op straffe van een dwangsom te veroordelen op eigen kosten zijn voorzetwand geforceerd te drogen, alsmede een vermeerderde vordering om [appellant] te veroordelen € 9.318,08 dan wel € 8.703,50 (werkelijke kosten [vochttechniek] Vochttechniek, subsidiair begroting Feron) te betalen. [geïntimeerde 1] heeft geconcludeerd tot toewijzing van zijn vermeerderde vordering.
[appellant] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging in zoverre.
6.6.
De grieven in principaal appel en in incidenteel appel lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6.7.
Het geschil spitst zich in hoger beroep toe op de vragen waardoor de vochtschade is veroorzaakt en of [appellant] (een deel van) de kosten van herstel van de scheidsmuur moet betalen.
6.8.
[appellant] heeft in hoger beroep een nieuw deskundigenrapport overgelegd (van ing. [deskundige aan de zijde van appellant] van [schadebegeleiding] Schadebegeleiding). [appellant] verbindt aan dit rapport de conclusie dat er geen vochtscherm is onder zijn keukenvloer en dat hij dus ook niet onrechtmatig heeft gehandeld, zodat hij niet gehouden is de helft van de herstelkosten te dragen (zoals de rechtbank heeft beslist). Hier gaan alle grieven in principaal appel over.
6.9.
[geïntimeerde 1] handhaaft zijn standpunten. [geïntimeerde 1] maakt uit het rapport van [schadebegeleiding] op dat er één oorzaak is van de vochtschade: de lekkage uit 2012, die volgens [geïntimeerde 1] voor rekening van [appellant] komt. [geïntimeerde 1] stelt verder dat hij (dus) zelf niet heeft bijgedragen aan de schade (door het latexen van het onderste gedeelte van de muur), zodat hij niet gehouden is de helft van de herstelkosten te dragen. Hier gaat het incidenteel appel over.
6.10.
[appellant] heeft nog in zijn laatste memorie opgemerkt dat de begroting van Feron betrouwbaar is en de voorkeur verdient boven de facturen van [vochttechniek] Vochttechniek en dat het geforceerd drogen niet nodig is, niet onderbouwd is en bovendien onevenredig veel ongemak met zich zou brengen (demonteren van de keuken van [appellant] ). [appellant] voert ook aan dat de muur nu al geïmpregneerd is, zodat het geen zin heeft de muur geforceerd te drogen, en dat onzeker is of er nog restvocht van de lekkage aanwezig is (Feron heeft dit volgens [appellant] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitgesloten). [appellant] wijst ook op het prijspeil 2015 als basis voor de begroting van Feron. [appellant] betwist de vordering van € 500,00 voor herstel van tegelwerk en plinten (die volgens hem inbegrepen zijn in de begroting van Feron).
6.11.
Het hof neemt in aanmerking dat partijen nog steeds niet exact weten waardoor de vochtschade bij [geïntimeerde 1] is veroorzaakt. Partijen hebben verschillende verklaringen aangereikt. Niemand heeft destructief onderzoek gedaan. Feron heeft geadviseerd. Dit advies heeft tot een 50%/50% verdeling tussen partijen geleid in het bestreden vonnis: het vochtscherm van [appellant] levert aansprakelijkheid op voor 50%, en [geïntimeerde 1] heeft latex aangebracht en een deel van de muur vochtdicht gemaakt, waardoor hij voor 50% de kosten moet dragen. [schadebegeleiding] heeft daarna nog geadviseerd. Dit levert nieuwe inzichten op: het vochtscherm is volgens [schadebegeleiding] geen factor en de oude lekkage is volgens [schadebegeleiding] wel een factor.
6.12.
Het eerste geschilpunt betreft het vochtscherm: is het er of is het er niet? Feron denkt van wel, [schadebegeleiding] vindt van niet. Beide deskundigen hebben een gemotiveerd oordeel gegeven op grond van hun kennis en ervaring. Het gaat in beide gevallen om een inschatting van wat aannemelijk is. [geïntimeerde 1] heeft bewijs in de vorm van getuigenverhoren (van loodgieters, installateurs en deskundigen) aangeboden, maar het gaat hierbij, naar het hof begrijpt, niet om feiten waarover getuigen uit eigen waarneming kunnen verklaren, maar om een deskundig oordeel op grond van kennis en ervaring. Nader onderzoek door deskundigen is naar het oordeel van het hof niet geïndiceerd, gelet op het volgende.
6.13.
Het hof volgt de deskundige Feron. Deze deskundige is benoemd door de rechtbank. Partijen betwisten zijn kennis en ervaring niet. Hij heeft zijn oordeel naar behoren gemotiveerd. [appellant] heeft pas in hoger beroep, na het onderzoek door [schadebegeleiding] , kritiek geuit wat betreft de bevindingen rondom het vochtscherm. Het hof merkt op dat [schadebegeleiding] niet (voldoende gemotiveerd) is ingegaan op de vraag hoe [appellant] zijn keuken heeft verbouwd en welke impact dit heeft. [schadebegeleiding] stelt in haar rapport (blz. 7 onderaan) vast dat originele vloertegels onder de keuken zichtbaar/aanwezig zijn en concludeert dat [appellant] toen tegels over de bestaande tegels heeft laten aanbrengen en de vloer niet heeft vervangen. Maar [appellant] voert aan dat hij de parketvloer heeft doorgetrokken naar de keuken, behalve een strook van twee meter (conclusie van antwoord, 12). [schadebegeleiding] gaat niet in op de ruimte onder de parketvloer. [appellant] heeft daar zelf ook geen nadere inlichtingen over verstrekt. [appellant] / [schadebegeleiding] heeft geen destructief onderzoek verricht. Waarom dat onder bijvoorbeeld het keukenblok niet mogelijk was, blijkt niet uit het rapport van [schadebegeleiding] . Het hof stelt op grond van de bevindingen van Feron vast dat (het ervoor moet worden gehouden dat) [appellant] een vochtscherm heeft aangebracht.
6.14.
Het hof is van oordeel dat [appellant] hiermee onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde 1] . Door dit handelen van [appellant] heeft vochtschade zich voorgedaan bij [geïntimeerde 1] , zoals Feron heeft geconstateerd. De onrechtmatige daad kan aan [appellant] worden toegerekend. Het hof neemt het oordeel van de rechtbank over en maakt dit oordeel tot de zijne. [appellant] is dan ook gehouden tot vergoeding van schade.
6.15.
Het tweede geschilpunt betreft het thema van het restvocht na de lekkage en de vraag of dit de oorzaak is van de vochtschade. Het hof stelt voorop dat deze oorzaak in elk geval voor rekening komt van [appellant] op grond van onrechtmatige daad. Daar gaat [appellant] ook van uit. Het gaat [geïntimeerde 1] echter om iets anders. [geïntimeerde 1] wil zijn verantwoordelijkheid terugbrengen tot 0%. [geïntimeerde 1] beroept zich op het rapport van [schadebegeleiding] . In dat rapport (blz. 8 onder 1) staat inderdaad dat restvocht als gevolg van de leidinglekkage uit 2012 een aannemelijke oorzaak is van de schade. [geïntimeerde 1] meent dat alle schade dus voor rekening van [appellant] moet komen. Het hof verwerpt dit standpunt. Immers, Feron heeft restvocht met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitgesloten als oorzaak, zoals [appellant] terecht aanvoert. Feron heeft dit oordeel gemotiveerd: hij heeft gewezen op de omvang van de vochtschade (“de aangetroffen concentraties zijn te hoog”, blz. 12). Het hof volgt Feron ook op dit punt. Hoewel dat gezien zijn overige steun voor het rapport van Feron op zijn weg had gelegen, laat [geïntimeerde 1] na te verduidelijken waarom in zoverre de door Feron gerapporteerde en overtuigend voorkomende bevindingen en conclusies zouden moeten worden betwijfeld.
6.16.
Het derde geschilpunt betreft de latex (een vochtdichte laag) aan de zijde van [geïntimeerde 1] . [geïntimeerde 1] heeft deze latex aangebracht. Feron heeft deze laag aangewezen als één van de oorzaken van de vochtschade. [geïntimeerde 1] betoogt in hoger beroep dat dit niet klopt omdat [schadebegeleiding] de latex niet beschouwt als oorzaak van de vochtschade. Het hof volgt ook op dit punt het oordeel van Feron, om de redenen die hiervoor zijn omschreven. Het hof verwerpt het standpunt van [geïntimeerde 1] .
6.17.
Het vierde geschilpunt betreft de begroting van de schade. [appellant] wenst (subsidiair) uit te gaan van de begroting van Feron. [geïntimeerde 1] gaat nu uit van de (gestelde) werkelijke kosten conform de facturen van [vochttechniek] Vochttechniek (die de herstelwerkzaamheden in opdracht van [geïntimeerde 1] heeft uitgevoerd). [geïntimeerde 1] vordert in dit kader ook kosten voor herstel van tegels en plinten.
6.18.
Het hof volgt ook op dit punt het rapport van Feron. [geïntimeerde 1] heeft niet voldoende uitgelegd dat en waarom [vochttechniek] Vochttechniek in redelijkheid meer kosten heeft moeten maken voor de door Feron noodzakelijk geachte herstelwerkzaamheden (of andere noodzakelijke herstelwerkzaamheden). Dit geldt ook voor de tegels en plinten. Het gegeven, dat [vochttechniek] Vochttechniek bepaalde werkzaamheden heeft uitgevoerd, is niet genoeg om aan te nemen dat de gemaakte kosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt voor noodzakelijke herstelwerkzaamheden. Dit betekent dat het gevorderde moet worden afgewezen wat betreft het meerdere boven de begroting van Feron.
6.19.
Het vijfde geschilpunt betreft het geforceerd drogen. Dit is geopperd door [schadebegeleiding] en overgenomen door [geïntimeerde 1] . Het hof beschouwt dit als een extra advies van [schadebegeleiding] , waarbij echter niemand goede redenen heeft aangereikt om op dit punt af te wijken van het oordeel van Feron. Het hof sluit niet uit dat dit advies van [schadebegeleiding] een goed idee was, maar [geïntimeerde 1] heeft niet voldoende onderbouwd dat het geforceerd drogen in redelijkheid noodzakelijk is voor het herstel. Dit geldt te meer nu Feron er niets over heeft gezegd en partijen er in dat stadium ook niets over hebben opgemerkt. Het herstel kan altijd nog beter, maar daar gaat het niet om. [geïntimeerde 1] heeft ter onderbouwing alleen gewezen op het rapport van [schadebegeleiding] , waarin een inschatting besloten ligt van wat aannemelijk is. Dat is, tegenover het gemotiveerde oordeel van Feron, niet genoeg.
6.20.
Het zesde geschilpunt betreft de 50%/50% verdeling. [geïntimeerde 1] meent (subsidiair) dat hij een kleiner deel van de kosten moet dragen. Het hof verwerpt dit standpunt. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, in het licht van de overwegingen hiervoor, acht het hof een 50%/50% verdeling redelijk en passend, gelet op hoe partijen over en weer hebben bijgedragen aan de schade.
6.21.
De beoordeling leidt tot de volgende conclusies. De grieven in principaal appel en in incidenteel appel falen. De rechtbank is terecht gekomen tot een 50%/50% verdeling op grond van de begroting van Feron. Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. De proceskosten in principaal appel en in incidenteel appel zullen tussen partijen worden gecompenseerd als na te melden, omdat iedere partij in hoger beroep op enkele punten in het ongelijk is gesteld.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
compenseert de proceskosten in hoger beroep tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, M. van Ham en L.S. Frakes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 oktober 2019.
griffier rolraadsheer
concipiënt: L.S. Frakes
Indien het concept kant en klaar wordt aangeleverd, dit tekstblok s.v.p. doorschuiven naar de volgende pagina met de toetscombinatie Ctrl-Shift-Enter.
zaaknummer HD : 200.235.650/01
uitspraakdatum : 8 oktober 2019
concipiënt : L.S. Frakes
Publiceren? Ja (Doorhalen wat niet van toepassing is)
Indien voor ja wordt gekozen, dienen hieronder de vakjes te worden aangevinkt die van toepassing zijn en dient een karakteristiek of een samenvatting te worden getypt.
 arbeidszaak
 huurzaak
 overig
 tussenarrest
x eindarrest
karakteristiek: Buren. Oorzaak vochtplekken? Wie moet kosten herstel betalen?
of
samenvatting:
Als actualiteit plaatsen op rechtspraak.nl? Nee