Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,
1.[de vennootschap] ,
12.Het verdere verloop van het geding
- het tussenarrest van 5 februari 2019;
- het deskundigenbericht van 29 mei 2019;
- de beslissing van het hof van 20 juni 2019 waarbij de schadeloosstelling en het loon van de deskundige zijn vastgesteld op € 12.584,= inclusief btw;
- de memorie na deskundigenbericht van [appellanten] van 9 juli 2019;
- de antwoordmemorie na deskundigenbericht van [de vennootschap] en [geintimeerde 2] van 6 augustus 2019.
13.De verdere beoordeling
vraag 1.(paragraaf 6.2.1) luiden de concluderende opmerkingen van de deskundige als volgt:
- Aangezien [appellanten] met de pacht zijn ingestemd op basis van de begrote exploitatie voor 2010 en de hieruit volgende rendabiliteit, is een verlaging van de pacht vereist om de beoogde rendabiliteit onder normale omstandigheden te realiseren. Derhalve zouden partijen logischerwijs tot een omzetgebonden pacht van 20,0% hebben kunnen komen.
- Daar [appellanten] klaarblijkelijk bereidheid hebben getoond om onder relatief hoge (vaste) huurkosten het restaurant te willen exploiteren lijkt het redelijk om een vastgestelde minimumhuur te blijven hanteren. De eerder overeengekomen € 165.000 komt echter op basis van een omzetgebonden pacht van 20,0% overeen met een omzetniveau van € 825.000 hetwelk niet tot een marktconforme exploitatie leidt. Bij elk omzetniveau onder die omvang ligt de effectieve pacht immers boven het vastgestelde marktconforme niveau van 20,0%. Derhalve zou een jaarlijkse vaste huursom van € 110.000 kunnen worden overwogen. Dit bedrag vertegenwoordigt 20,0% van een omzet van € 550.000, net zoals € 165.000 30% vertegenwoordigde van ditzelfde omzetniveau.
- Een marktconforme pacht, met de bereidheid tot het betalen van een vooraf vastgestelde vaste huursom, zou derhalve 20,0% van de jaaromzet bedragen met een minimum van € 110.000 per jaar.
vraag 2.(paragraaf 6.2.2) vermeldt de deskundige bij de verschillende onderdelen van de rapportage van de heer [horecamakelaar] dat diens standpunten over het algemeen aansluiten bij zijn eigen bevindingen, met dien verstande dat hij het door [horecamakelaar] haalbaar geachte huurpercentage van maximaal 23,0% niet deelt, aangezien hij zelf uitkomt op maximaal 20,0%. Bij gebreke van een uiteenzetting van [horecamakelaar] over een door hem toegepaste opslag acht de deskundige het niet mogelijk inhoudelijk te analyseren waar dit verschil uit voortkomt.
vraag 3.(paragraaf 6.2.3) heeft de deskundige benadrukt dat de focus in de casus niet uitsluitend dient te liggen op het variabele deel van 30% van de omzet en zijn aanpak met enkele tabellen geadstrueerd. Daarnaast heeft hij onder meer het volgende opgemerkt: