In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van de appellant, die handelend onder de naam [handelsnaam] opereert. De appellant was in eerste aanleg door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2019 in staat van faillissement verklaard, op verzoek van de geïntimeerde, [de vennootschap 1]. De appellant heeft in hoger beroep verzocht om de faillietverklaring te vernietigen, stellende dat hij niet in een faillissementstoestand verkeert en dat er geen sprake is van pluraliteit van schuldeisers. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2019 heeft de curator, mr. P. Buijs, bevestigd dat er betalingsregelingen zijn getroffen en dat de appellant in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant met al zijn schuldeisers betalingsregelingen heeft getroffen en dat er voldoende bewijs is van betalingen die zijn gedaan. De curator heeft aangegeven dat de appellant niet langer in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Het hof heeft geconcludeerd dat de vorderingen van de aanvrager van het faillissement, [geïntimeerde], en de pluraliteit van schuldeisers voldoende zijn onderbouwd. Echter, omdat de appellant niet langer in een faillissementstoestand verkeert, heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De kosten van het faillissement zijn ten laste van de appellant gesteld.
Deze uitspraak benadrukt het belang van betalingsregelingen en de mogelijkheid voor een schuldenaar om aan te tonen dat hij in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen, zelfs in het kader van een faillissementsprocedure. Het hof heeft de curator verzocht om zorg te dragen voor de kennisgeving van de uitspraak aan de relevante instanties.