3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellant] heeft [geïntimeerde] benaderd voor renovatiewerkzaamheden aan zijn woning.
[geïntimeerde] heeft aangegeven dat [appellant] de zaken benodigd voor de renovatie, zoals bijvoorbeeld de keukenapparatuur en de douchecabine, via internet in Polen zou kunnen uitzoeken en dat [geïntimeerde] ze dan daar zou gaan ophalen.
[appellant] en zijn vriendin hebben op 25 mei 2015 per e-mail aan [geïntimeerde] te kennen gegeven welke zaken zij wilden hebben, waaronder keukenapparatuur, een douchecabine, het laminaat, de tegels en de keukenvloer. Foto’s van deze zaken werden in de e-mail bijgevoegd.
Per e-mail van 27 mei 2015 heeft [geïntimeerde] zijn offerte en zijn factuur aan [appellant] gezonden.
De verzonden offerte is gedateerd op 25 mei 2015 en daarin is geoffreerd:
“- Montage en levering van keukens meubels volgens afspraken.
- Voorbereiding van badkamer installaties en levering van badkamer apparatuur (Wc, douche cabine, wastafel .)
- Bestelen van deuren voor woonkamer
- Besteling van deuren voor keuken
- Plaatsen van tegels in de keuken en gang.
- Plaatsen van tegels in de badkamer.
Prijs van werkzaamheden is 9.000 euro ex BTW.”
De verzonden factuur houdt in:
“Bouwmateriaal : 5.000 btw21% 1.050 6.050 euro
Werk : 4.000 btw6% 240 4.240 euro
Totaal: 9.000 euro
Totale bedrag: 10.290 euro”
[appellant] en [geïntimeerde] hebben de offerte en de factuur ondertekend.
[appellant] heeft vervolgens aan [geïntimeerde] op 26 mei 2015 een bedrag van € 850,-- contant betaald en op 5 juni 2015 een bedrag van € 5.000,-- per bank overgemaakt.
[geïntimeerde] heeft de door [appellant] uitgezochte spullen in Polen opgehaald en afgerekend. Vervolgens is hij gestart met de werkzaamheden.
Bij ongedateerde brief van [geïntimeerde] aan [appellant] is vermeld dat [appellant] nog een bedrag op de factuur van € 10.290,-- verschuldigd is ter hoogte van € 5.290,-- en dat [appellant] heeft aangegeven dit bedrag vóór of op 15 december 2015 te zullen betalen. Beide partijen hebben deze brief ondertekend.
Op 23 oktober 2015 heeft [appellant] een bedrag van € 1.090,-- contant aan [geïntimeerde] betaald. Hij heeft hiervoor een kwitantie van [geïntimeerde] ontvangen.
Begin november 2015 heeft [appellant] telefonisch contact met [geïntimeerde] opgenomen omdat hij een lekkage had waardoor het hele plafond beneden nat was geworden. [geïntimeerde] heeft daarop aangegeven die dag nog langs te komen.
Een op 6 november 2015 gedateerde offerte van [geïntimeerde] aan [appellant] betreft deze waterschade. Deze offerte vermeldt:
- het verwijderen van het natte plafond van toilet begane grond en in de helft van de gang
- de montage van nieuwe gipsplaten
- de vervanging van de kapotte douchecabine door een nieuwe en
- het verrichten van stukadoorwerk.
Daarnaast vermeldt de offerte dat de oorzaak een “bursting van een slang in de watert systeem in de douchecabine” was. De kosten van reparatie zijn € 1.391,50 inclusief BTW, aldus de offerte.
[appellant] heeft deze offerte ondertekend.
[geïntimeerde] heeft in de procedure een, op de offerte aansluitende factuur gedateerd 18 november 2015 en gericht tot [appellant] , overgelegd. Uit de factuur blijkt dat een bedrag van € 205,70 in mindering is gebracht waardoor het factuurbedrag sluit op
€ 1.185,80.
Op diezelfde datum heeft [geïntimeerde] een factuur aan [appellant] gestuurd met betrekking tot werkzaamheden aan een nieuwe verwarming in huis. Met deze factuur is een bedrag van € 1.936,80 inclusief BTW in rekening gebracht.
Bij brief van 21 januari 2016 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] [appellant] gesommeerd om een bedrag te voldoen van € 7.321,80 inclusief BTW. Dit bedrag betreft de voormelde openstaande facturen van 18 november 2015 en het, in de visie van [geïntimeerde] nog openstaande bedrag van € 4.200,-- op de eerste factuur van 25 mei 2015.