Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- [de moeder] , hierna: de moeder;
- Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie [locatie] , hierna: de GI.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] .
3.De beoordeling
- [minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3](hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
de kinderennodig hebben. De gezinsvoogd wil met de vader praten over het welzijn van de kinderen en de gezinsvoogd wil met de vader veiligheidsafspraken maken vóórdat de vader weer in contact wordt gebracht met de kinderen. Het lukt de gezinsvoogd niet om dit gesprek met de vader te voeren; alle gesprekken stagneren omdat de vader blijft informeren naar de verblijfplaats van de kinderen. Als de GI deze vraag niet beantwoordt, is er geen verder gesprek met de vader mogelijk. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er een schriftelijke aanwijzing voor nodig is geweest (die is bekrachtigd door de rechtbank) om een daadwerkelijk gesprek tussen de vader en de GI te laten plaatsvinden. Dit gesprek heeft op 5 mei 2019 plaatsgevonden. De GI heeft hierover verklaard dat zij hebben geprobeerd de vader te informeren over het welzijn van de kinderen, maar dat de vader deze informatie niet geloofde. Hierna zijn er geen gesprekken meer geweest tussen de GI en de vader. Ook deze omstandigheden wijzen erop dat de vader tot dit moment niet in staat is het constructieve gesprek met de GI in het belang van de kinderen te voeren.