ECLI:NL:GHSHE:2019:3490

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
200.243.561_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde na aantreffen hennepkwekerij

In deze zaak vorderde de verhuurder van sociale woningen, Stichting Woonwenz, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde na het aantreffen van een hennepkwekerij. De bewindvoerder van de huurster, die onder bewind stond, voerde aan dat de tekortkoming niet ernstig genoeg was om ontbinding te rechtvaardigen, onder verwijzing naar de bijzondere omstandigheden van de huurster en haar kinderen. Het hof oordeelde echter dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij, die bestond uit 96 planten en illegale stroomafname, voldoende grond opleverde voor ontbinding. Het hof weegt de belangen van de huurster en haar kinderen, maar concludeert dat de verhuurder een gerechtvaardigd belang heeft om streng op te treden tegen de overtreding van de huurovereenkomst. De grieven van de bewindvoerder werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de bewindvoerder werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.243.561/01
arrest van 24 september 2019
in de zaak van
Bewindvoering regio [vestigingsnaam] B.V.in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als de bewindvoerder,
advocaat: mr. S.H.J. van der Linden te Venlo,
tegen
Stichting Woonwenz,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Woonwenz,
advocaat: mr. J.M.H. van den Mosselaar te Best,
als vervolg op het door het hof gewezen arrest van 23 oktober 2018 in het incident ex artikel 351 Rv in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 6337042\CV EXPL 17-7591 gewezen vonnis van 9 mei 2018.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het arrest van 23 oktober 2018 en de daarin genoemde processtukken;
  • de memorie van antwoord;
  • het pleidooi, waarbij de advocaten van partijen pleitnotities hebben overgelegd;
  • de voorafgaand aan het pleidooi door de bewindvoerder toegezonden producties 5 tot en met 18 en de door Woonwenz toegezonden producties 19 tot en met 21, die bij het pleidooi bij akte in het geding zijn gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
In het arrest van 23 oktober 2018 heeft het hof de vordering van de bewindvoerder in het incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het beroepen vonnis afgewezen (art. 351 Rv). De bewindvoerder is veroordeeld in de proceskosten van het incident aan de zijde van Woonwenz. In de hoofdzaak is iedere verdere beslissing aangehouden.
In de hoofdzaak
6.2.
In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan (rov. 2). Die feiten, die niet zijn betwist, zijn deels weergegeven in het arrest van 23 oktober 2018 (rov. 3.1). Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zal het hof hierna opnieuw enkele feiten noemen. Het hof ziet geen aanleiding om de feiten aan te vullen zoals door Woonwenz in haar memorie van antwoord vermeld.
a. Woonwenz als verhuurder en [de rechthebbende] (hierna: [de rechthebbende] ) als huurder hebben op
1 augustus 2013 een huurovereenkomst gesloten voor woonruimte gelegen aan de [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde).
Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Daarin is onder meer bepaald dat het huurder ten strengste verboden is om in het gehuurde middelen als bedoeld in art. 2 en 3 van de Opiumwet te kweken of aanwezig te hebben, op straffe van onmiddellijke ontbinding van de huurovereenkomst (art. 6.7).
De politie heeft op 28 juli 2016 in het gehuurde een hennepkwekerij aangetroffen die in werking was. De hennepkwekerij bevond zich op zolder, achter een wand met een deurluikje. Uit een proces-verbaal van de politie van 28 juli 2016 blijkt:

In totaal stonden er 96 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 100 cm. Per m2 stonden er 9 planten. (…) In totaal hingen er in de kweekruimte 8 assimilatielampen. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Tevens stond[er]
een watervat inclusief dompelpomp. (…)
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [fraude-inspecteur bij Enexis] , fraude-inspecteur bij netwerkbeheerder Enexis, in aanwezigheid van ons, verbalisanten. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat, er een illegale aansluiting was gemaakt in de meterkast. (…)
[de rechthebbende] heeft in 2012 haar goederen onder bewind laten stellen. Woonwenz heeft zowel [de rechthebbende] als de bewindvoerder in de gelegenheid gesteld om de huur van het gehuurde vrijwillig op te zeggen, maar hiermee hebben zij niet ingestemd. Woonwenz heeft de bewindvoerder daarop in rechte betrokken.
6.3.1.
Woonwenz heeft in eerste aanleg gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen Woonwenz en [de rechthebbende] te ontbinden en de bewindvoerder te veroordelen het gehuurde te ontruimen, en de bewindvoerder te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs voor elke maand dat [de rechthebbende] na ontbinding van de huurovereenkomst in het gehuurde verblijft, met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten.
6.3.2.
In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter overwogen dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij voldoende grond oplevert voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde (rov. 4.2). Hoewel het belang van [de rechthebbende] om met haar gezin met minderjarige kinderen in het gehuurde te blijven een zwaarwegend belang is, zeker gelet op de geschetste probleemsituatie, leidt dat volgens de kantonrechter niet tot het oordeel dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde achterwege moet blijven (rov. 4.3). De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonwenz toegewezen.
6.4.
De bewindvoerder heeft in hoger beroep 16 – met Romeinse cijfers aangeduide – grieven aangevoerd. De bewindvoerder heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot afwijzing van de vorderingen van Woonwenz, met veroordeling van Woonwenz in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde
6.5.
De grieven I tot en met XIV worden gezamenlijk behandeld. Deze grieven richten zich, samengevat, tegen het oordeel van de kantonrechter dat toewijzing van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is.
6.6.
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat in het gehuurde een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen die bestond uit 96 hennepplanten met een gemiddelde hoogte van ongeveer 100 cm en dat in de kweekruimte 8 assimilatielampen, 2 koolstoffilters, een watervat inclusief dompelpomp en een installatie voor de luchtverversing aanwezig waren. Ook staat vast dat er een illegale aansluiting in de meterkast was gemaakt voor de stroomvoorziening van de hennepkwekerij.
6.7.
In de bij de huurovereenkomst behorende algemene voorwaarden is bepaald dat het [de rechthebbende] verboden was om in het gehuurde hennep te kweken. [de rechthebbende] is tekortgekomen in de nakoming van deze verbintenis. Dat geeft Woonwenz de bevoegdheid om de huurovereenkomst te laten ontbinden, tenzij de tekortkoming van [de rechthebbende] , gezien de bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (art. 6:265 lid 1 BW). Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn (HR 28 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1810).
6.8.
Volgens de bewindvoerder is de tekortkoming van [de rechthebbende] niet voldoende ernstig om de ontbinding met haar gevolgen te rechtvaardigen. De bewindvoerder heeft ter onderbouwing van dit verweer de volgende omstandigheden gesteld.
De hennepkwekerij is op 28 juli 2016 ontdekt. Door het tijdsverloop is het belang van Woonwenz om het antidrugsbeleid te handhaven van geringe betekenis.
heeft de hennepkwekerij niet uit vrije wil geëxploiteerd. Zij is door haar ex-vriend ( [ex-vriend] ) bedreigd, onder druk gezet en gedwongen om de hennepkwekerij in het gehuurde toe te staan. [de rechthebbende] heeft geen contact meer met haar ex-vriend.
heeft drie inwonende minderjarige zonen met een verstandelijke beperking, die ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij 10, 8 en 5 jaar waren. De kinderen zijn onveilig gehecht en hebben ernstige emotionele trauma’s. Het gezin krijgt begeleiding en hulp van diverse instanties en de kinderen staan onder toezicht van Bureau Jeugdzorg Limburg. Uit een verslag van Bureau Jeugdzorg Limburg van november 2017 blijkt dat het voor het continueren van de hulpverlening belangrijk is dat het gezin niet bij opa en oma of Moveoo gaat wonen (cva prod. 6). [de rechthebbende] heeft ook een dochter, zij woont bij de ouders van [de rechthebbende] . Het is voor [de rechthebbende] en haar drie andere kinderen niet mogelijk om daar te verblijven. Als de huurovereenkomst wordt ontbonden ontstaat een noodtoestand. Het gezin zal op straat komen te staan en de hulpverlening zal stagneren, terwijl het gezin kwetsbaar is en permanente ondersteuning nodig heeft.
Binnen het gezin was sprake van huiselijk geweld, gepleegd door de ex-partner van [de rechthebbende] , de vader van de kinderen. De ex-partner van [de rechthebbende] was haar neef. Na het einde van de relatie was sprake van dreiging met eerwraak. Voor [de rechthebbende] is het van belang dat zij in [plaats] of directe omgeving kan wonen, zodat zij wordt beschermd door haar familie.
[de rechthebbende] erkent dat het de taak van ouders is om onderdak te verzorgen voor de kinderen. Zij heeft deze omstandigheden niet voorzien en verdient een kans. Zij heeft geen antecedenten op het gebied van de Opiumwet. Het is een taak van een sociale woningcorporatie om ook probleemgezinnen te huisvesten, aldus de bewindvoerder.
6.9.
Het hof ziet in dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde ingrijpende gevolgen voor [de rechthebbende] en haar minderjarige kinderen heeft. De bewindvoerder heeft tijdens het pleidooi in hoger beroep toegelicht dat [de rechthebbende] in januari 2019 het gehuurde heeft ontruimd, met haar drie minderjarige kinderen bij haar ouders is ingetrokken en sinds 5 juli 2019 met hen bij de crisisopvang van Moveoo te [vestigingsplaats] verblijft. Volgens de bewindvoerder is dit een volstrekt onhoudbare en uitzichtloze situatie. De bewindvoerder heeft ter ondersteuning hiervan verwezen naar brieven van Bureau Jeugdzorg Limburg, waarin is geschreven dat de kinderen bij Moveoo geconfronteerd worden met andere daklozen met hun eigen problematiek, noodgedwongen een andere school bezoeken en al deze veranderingen en onrust niet in het belang van de kinderen is (prod. 6 en 7 in hoger beroep). De bewindvoerder heeft ook gewezen op een brief van Moveoo, waarin staat dat Moveoo de situatie gezien de kwetsbaarheid van het gezin zeer onwenselijk voor de kinderen acht (prod. 9 in hoger beroep). Anders dan de bewindvoerder heeft betoogd, is het hof van oordeel dat de tekortkoming van [de rechthebbende] , gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder het concrete belang van [de rechthebbende] en haar kinderen bij het voortduren van de huurovereenkomst en met inachtneming van de ernst van de situatie, van voldoende gewicht is voor een ontbinding van de huurovereenkomst.
6.10.
Hierbij weegt het volgende zwaar. De politie heeft op 28 juli 2016 in het gehuurde een in werking zijnde, professionele hennepkwekerij van aanzienlijke omvang aangetroffen. Uit het proces-verbaal van verhoor van de politie van die dag blijkt dat [de rechthebbende] heeft verklaard dat zij iedere dag ging kijken bij de planten en ze een keer water heeft gegeven, weliswaar extra teveel water in de hoop dat de planten dood zouden gaan, maar ook dat zij 25 procent zou krijgen van wat het opleverde. [de rechthebbende] wist dus van de hennepkwekerij, was hierbij betrokken en zou meedelen in de opbrengst. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt ook dat [de rechthebbende] besefte dat zij zichzelf en haar kinderen in gevaar had gebracht; als zij heel eerlijk was hoopte ze dat er een keer brand zou uitbreken als zij niet thuis waren, aldus [de rechthebbende] op de dag van ontdekking van de hennepkwekerij tegenover de politie.
6.11.
Woonwenz heeft een gerechtvaardigd belang om hiertegen streng op te treden. Woonwenz heeft onweersproken aangevoerd dat zij mede in het kader van het “Hennepconvenant Limburg” altijd ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming vordert als een hennepkwekerij wordt ontdekt in een van haar woningen om het aantal illegale hennepkwekerijen terug te dringen en om andere huurders te ontmoedigen een hennepkwekerij te starten. Woonwenz heeft in de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst met [de rechthebbende] verwezen naar haar strenge beleid.
De omstandigheid dat de hennepkwekerij al op 28 juli 2016 is ontdekt betekent niet dat het belang van Woonwenz om het antidrugsbeleid tegenover [de rechthebbende] te handhaven nu nog slechts van geringe betekenis is.Woonwenz heeft onbetwist toegelicht dat zij al in een gesprek op 10 oktober 2016 aan [de rechthebbende] duidelijk heeft gemaakt dat zij de huurovereenkomst wilde beëindigen. [de rechthebbende] en haar bewindvoerder hebben hiermee niet ingestemd en om die reden is uiteindelijk de bewindvoerder gedagvaard. Dat volgens de bewindvoerder niet is gebleken dat na het aantreffen van de hennepkwekerij nog overlast is geweest, [de rechthebbende] geen contact meer heeft met haar ex-vriend, afspraken wil maken om precedentwerking te voorkomen en de burgemeester reden heeft gezien om af te zien van de bevoegdheid tot sluiting van de woning, maakt het gerechtvaardigd belang van Woonwenz bij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde niet minder zwaarwegend.
6.12.
Volgens de bewindvoerder heeft [de rechthebbende] nooit een hennepkwekerij willen exploiteren en is zij door haar ex-vriend bedreigd en onder druk gezet om de hennepkwekerij toe te staan in het gehuurde. Ter onderbouwing hiervan heeft de bewindvoerder in hoger beroep gewezen op een proces-verbaal van een getuigenverhoor van 9 juli 2018 van [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) in de strafzaak tegen [de rechthebbende] . Uit deze verklaring blijkt expliciet dat de hennepkwekerij tegen de wil was van [de rechthebbende] , aldus de bewindvoerder.
Woonwenz heeft er terecht gewezen dat dit niet overeenkomt met de verklaring die [de rechthebbende] zelf twee jaar eerder op 28 juli 2016, de dag van ontdekking van de hennepkwekerij, bij de politie heeft afgelegd. [de rechthebbende] heeft blijkens het proces-verbaal van de politie toen over haar ex-vriend verklaard: “
Hij vroeg of er bij mij een kwekerij in de woning mocht. Ik zei dat dit niet kon omdat ik onder bewind stond en mijn kinderen bij bureau jeugdzorg liepen. (…) Achteraf heb ik toch ja gezegd. (…) Ik werd niet zo onder druk gezet. Ik had een week later direct spijt. Ik kon op dat moment niet terugkeren omdat de kwekerij er al zat. (…)”.Hoewel deze verklaring van [de rechthebbende] niet uitsluit dat zij enige vorm van druk door haar ex-vriend heeft ervaren, blijkt hieruit niet dat [de rechthebbende] geen eigen keuze had met betrekking tot de vraag van haar ex-vriend of een hennepkwekerij in het gehuurde mocht. [de rechthebbende] had achteraf bezien spijt van haar keuze. Zij heeft bij de politie verklaard dat zij door haar ex-vriend werd bedreigd toen zij van de hennepkwekerij af wilde, maar uitgaande van de juistheid van deze verklaring heeft die bedreiging plaatsgevonden nadat [de rechthebbende] haar keuze voor de hennepkwekerij al had gemaakt én de kwekerij met haar toestemming in het gehuurde was gekomen. Ook uit de verklaring die [getuige 1] als getuige heeft afgelegd blijkt niet dat [de rechthebbende] voorafgaand aan de gegeven toestemming voor de hennepkwekerij door haar ex-vriend is bedreigd. [getuige 1] heeft als getuige niet meer verklaard dan dat zij één keer fysiek geweld heeft gezien toen de plantage er al half stond en [de rechthebbende] het eigenlijk niet wilde.
De bewindvoerder heeft verder nog gewezen op Whatsapp berichten tussen [de rechthebbende] en haar ex-vriend, maar ook hieruit blijkt niet van een bedreiging voorafgaand aan het moment dat [de rechthebbende] toestemming gaf voor de hennepkwekerij in het gehuurde.
Uit het voorgaande volgt dat de stelling dat [de rechthebbende] de hennepkwekerij onder druk en bedreiging van haar ex-vriend heeft toegestaan in het gehuurde onvoldoende concreet is onderbouwd. Dat [de rechthebbende] door de ernstige situatie waarin zij verkeerde niet in staat zou zijn geweest de politie te verwittigen, komt voor haar risico. Bij deze stand van zaken is bewijslevering, waaronder het horen van [getuige 1] en mw. [getuige 2] van de politie als getuigen, niet aan de orde.
6.13.
Het hof onderkent dat [de rechthebbende] een zwaarwegend belang heeft bij het voortduren van de huurovereenkomst (rov. 6.9). De omstandigheid dat zij met haar drie minderjarige kinderen met een verstandelijke beperking in het gehuurde woonde, betekent evenwel niet dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is.
is als ouder van haar kinderen in beginsel zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. De bewindvoerder heeft dit ook erkend. Uit de brieven van Bureau Jeugdzorg Limburg blijkt dat het voor de kinderen van belang is dat zij opgroeien in een stabiele, voorspelbare en veilige omgeving en daarom een belang hebben om in het gehuurde te kunnen blijven, maar hieruit volgt niet dat woonruimte elders niet aan die voorwaarden kan voldoen. Ten tijde van de ontbinding van de huurovereenkomst stond niet vast dat er voor [de rechthebbende] en haar kinderen geen andere mogelijkheid was dan een verblijf bij de crisisopvang van Moveoo. Het nadelige gevolg dat [de rechthebbende] uiteindelijk met haar kinderen bij Moveoo terecht is gekomen, moet zij zelf dragen. Het door de bewindvoerder gedane beroep op jurisprudentie baat [de rechthebbende] niet. De door de bewindvoerder genoemde uitspraken betreffen andere feiten en omstandigheden dan de onderhavige situatie.
Het feit dat [de rechthebbende] afhankelijk is van een bijstandsuitkering en aanzienlijke schulden heeft, zelf ook een toename van (psychische) gezondheidsklachten ondervindt en mogelijk niet op korte termijn via Woonwenz in aanmerking kan komen voor een andere huurwoning, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof benadrukt dat de politie in het gehuurde een in werking zijnde, professionele hennepkwekerij heeft aangetroffen die bestond uit 96 hennepplanten, dat [de rechthebbende] wist van de hennepkwekerij, hierbij betrokken was en 25 procent zou krijgen van de opbrengst daarvan.
6.14.
Het hof ziet geen ruimte voor de werking van de redelijkheid en billijkheid waarop de bewindvoerder zich beroept. Het hof heeft bij de beoordeling van het beroep op de tenzij-bepaling van art. 6:265 lid 1 BW rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de stelling dat [de rechthebbende] niet uit vrije wil heeft gehandeld en door haar ex-vriend is bedreigd, en met de concrete belangen van [de rechthebbende] en haar drie minderjarige kinderen bij voortduring van de huurovereenkomst. De bewindvoerder heeft geen bijkomende omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot een daarvan te onderscheiden werking van de redelijkheid en billijkheid.
6.15.
De grieven I tot en met XIV falen. Bewijslevering is niet aan de orde.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
6.16.
Grief XV is gericht tegen de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het beroepen vonnis. Het hof heeft in het arrest van 23 oktober 2018 de vordering van de bewindvoerder in het incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging afgewezen. Het beroepen vonnis is reeds tenuitvoergelegd en [de rechthebbende] heeft het gehuurde intussen ontruimd. De bewindvoerder heeft derhalve geen belang meer bij grief XV, zodat daaraan wordt voorbijgegaan.
Slotsom
6.17.
De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in hoger beroep worden veroordeeld, te vermeerderen met de nakosten zoals gevorderd.
Grief XVI, die is gericht tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, faalt ook.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Woonwenz op € 726,- aan griffierecht en op
€ 3.222,- aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 157,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 239,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, M.E. Smorenburg en G. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 september 2019.
griffier rolraadsheer