Uitspraak
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 juni 2018, waarin de vader eenhoofdig gezag over de minderjarige [minderjarige] is toegekend en een omgangsregeling met de moeder is afgewezen. De moeder verzoekt het hof om een ouderschapsonderzoek en vernietiging van de eerdere beschikking. Het hof oordeelt dat het voldoende is voorgelicht en niet overtuigd is van de bereidheid van de moeder om mee te werken aan het onderzoek. De moeder heeft in het verleden een strijd gevoerd die schadelijk is geweest voor de minderjarige, en het hof concludeert dat de rust die nu is ontstaan in het belang van de minderjarige is. De vader en de GI (Gecertificeerde Instelling) hebben ook gepleit voor het bekrachtigen van de eerdere beschikking, waarbij de GI benadrukt dat de moeder niet aansluit bij de behoeften van de minderjarige. Het hof wijst het verzoek van de moeder af en bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.