Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- namens de GI: [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de pleegmoeder.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar twee minderjarige kinderen. De moeder, appellante, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 12 april 2019 aangevochten, waarin de omgangsregeling was gewijzigd. De rechtbank had bepaald dat de kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], slechts eenmaal per zes weken begeleid contact met de moeder mochten hebben, en daarnaast maandelijks belcontact. De moeder was van mening dat er geen reden was om de omgang te beperken en dat het gedrag van de kinderen na de omgang niet voldoende was onderbouwd.
De Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, voerde aan dat de kinderen last hadden van hechtingsproblematiek en dat hun gedrag na de omgang met de moeder verstoord was. De pleegmoeder bevestigde dat de spanningen in het gezin toenamen bij een frequentere omgang met de moeder. Het hof heeft de argumenten van de moeder, GI en pleegmoeder zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de wijziging van de omgangsregeling in het belang van de kinderen was. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen, gezien hun kwetsbare situatie, beter af zijn met de huidige regeling, die hen meer rust biedt.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de omgangsregeling aan te passen aan de specifieke behoeften en problematiek van de kinderen, en de rol van de ouders in het proces van omgangsregeling.