Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De moeder van de minderjarige, die in België verbleef bij haar grootouders, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 mei 2019, die de minderjarige onder toezicht had gesteld en machtiging had verleend voor uithuisplaatsing. De moeder betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, stellende dat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in België had en dat de Nederlandse autoriteiten niet betrokken moesten worden.
Het hof heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, op basis van de tijdelijke verblijfssituatie van de minderjarige bij zijn grootouders en de intentie van de moeder om hem weer bij zich te laten wonen. Het hof oordeelde dat de minderjarige in zijn ontwikkeling werd bedreigd door de onveilige opvoedingsomgeving en de problematiek van de moeder, die onder andere te maken had met verslaving en psychische problemen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de minderjarige onder toezicht moest worden gesteld en dat uithuisplaatsing noodzakelijk was voor zijn ontwikkeling.
De uitspraak van het hof bekrachtigde de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukte de noodzaak van monitoring door de gecertificeerde instelling (GI) van de situatie van de moeder en de minderjarige, met het oog op een mogelijke terugplaatsing in de toekomst.