In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van partneralimentatie na een echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 juli 2018 aangevochten, waarin de partneralimentatie was vastgesteld op € 4.450,-- per maand. De man stelde dat er geen sprake was van een wijziging van omstandigheden die een aanpassing van de alimentatie rechtvaardigde. De vrouw, verweerster in hoger beroep, voerde aan dat de man bewust had afgeweken van de wettelijke maatstaven en dat de alimentatie moest worden herzien op basis van de werkelijke draagkracht van de man.
Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen op 31 januari 2017 is ontbonden en dat zij drie kinderen hebben. In het echtscheidingsconvenant was overeengekomen dat de man vanaf 1 januari 2020 € 500,-- per maand aan de vrouw zou betalen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de huurinkomsten van de man en zijn dga-salaris. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om de alimentatie te betalen en dat de vrouw recht had op een hogere alimentatie.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de man met ingang van 13 februari 2018 € 3.111,-- per maand aan de vrouw moet betalen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie in de financiële situatie van beide partijen bij het vaststellen van partneralimentatie.