Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- [minderjarige 1] ,
- [minderjarige 2] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen hebben;
- een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij de vader verblijven:
- het verzoekschrift van de vader, ingekomen bij de rechtbank op 26 oktober 2016;
- het aanvullend verzoekschrift van de vader, ingekomen bij de rechtbank op 26 juni 2017;
- het verweerschrift van de moeder tevens zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van mr. Zonnenberg van 12 oktober 2017;
- de brief van mr. Zonnenberg van 12 maart 2018;
- de brief van mr. Van Ooijen van 13 maart 2018;
- de brief van de GI van 24 oktober 2018.
- de moeder, bijgestaan door mr. Dierkx;
- de vader.
3.De beoordeling
- uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader;
- het verzoek van partijen tot het vaststellen van een zorgregeling afgewezen.
In het kader van de goede procedure zal namens de [moeder] nadien, binnen een door [het hof] nog te bepalen termijn, het volledige procesdossier worden overgelegd, welke toeziet op de destijds bij [de rechtbank] aanhangige procedure [in eerste aanleg]. Hieraan ligt mede ten grondslag dat [de moeder] nog in afwachting is van het thans nog bij haar voormalige advocaat bevindende dossier.”