Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6217355 \ CV EXPL 17-6471)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en met producties;
- de memorie van antwoord met een productie;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
3.De beoordeling
om de reden dat een van onze dochters het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] vanaf die datum zelf willen gaan exploiteren.”Deze opzegging is door [het concern] niet geaccepteerd en [geïntimeerde] heeft het daarbij gelaten.
[het concern] / [de bierbrouwerij] is uitsluitend tussenhuurder voor de exclusieve afnamebinding ter zake pilsner van de tap naar de onderhuurder/exploitant.
De pandeigenaar(hof: [geïntimeerde] )
kan een beter rendement maken zonder een brouwerij met een binding naar de exploitant, waarbij de onderhuurder zonder binding ook een beter rendement kan maken doordat hij hogere bonuskortingen in de markt (of bij [het concern] / [de bierbrouwerij] ) kan genereren.
De huidige onderhuurder mag rechtstreeks blijven huren van de pandeigenaar en kan zelf met [het concern] / [de bierbrouwerij] of een andere brouwerij contracteren en kortingen bedingen.
De huidige onderhuurder mag ook vertrekken als dat uiteindelijk zijn keuze is.
In het kader van een belangenafweging dienen de belangen van de verhuurder (na 25 jaar) te prevaleren, zeker nu verhuurder bereid is met de zittende onderhuurder rechtstreeks een huurovereenkomst te sluiten waarbij deze vrij is alle dranken (waaronder pilsner van de tap) af te nemen en te kopen bij wie hij wil zodat zijn bedrijfsvoering beter wordt.
Het enige belang van [het concern] / [de bierbrouwerij] bij het continueren van de huurovereenkomst is het exclusief kunnen binden voor pilsner op de tap en daarbij lagere bonuskortingen verschaffen dan wanneer de exploitant vrij van brouwerij zou zijn.
Wij hebben geprobeerd met u te komen tot een hogere huurprijs waartoe u niet bereid bleek, verhuurder ziet geen enkel (redelijk) voordeel of belang meer om aan [het concern] / [de bierbrouwerij] te willen verhuren na de opzegging per 01 juli 2018.”
op termijnrendementsverbetering te behalen en gaat het hem ook niet uitsluitend om rendementsverbetering. Hij stelt dat hij dan in de gelegenheid is om aanpassingen c.q. verbeteringen aan het pand aan te brengen en op deze wijze energiebesparingen te realiseren. Verder heeft hij het idee om het pand te verbinden met het naastgelegen pand (waarvan hij ook eigenaar is en waarin zijn dochters Grand-Café [Grand-Café] exploiteren) en een ‘reshuffle’ (zoals hij het noemt) uit te voeren waardoor de indeling efficiënter wordt dan wel de mogelijkheden voor exploitatie of bewoning (van de bovenverdieping van beide panden) vergroot worden. Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] deze plannen onvoldoende concreet onderbouwd. Op geen enkele manier heeft hij inzichtelijk gemaakt dat zijn plannen reëel zijn. Kennelijk gaat hij er bij deze plannen vanuit dat [de onderverhuurder] op enig moment uit zichzelf zal vertrekken uit het pand. Er zijn echter geen althans onvoldoende aanwijzingen dat dit zal gebeuren. Ook acht het hof hierbij van belang dat [geïntimeerde] bereid is de huurrelatie met [de onderverhuurder] “voort te zetten” (tijdens het pleidooi is gebleken dat het [geïntimeerde] niet scherp voor ogen staat op welke wijze dit juridisch vorm en inhoud zou krijgen). Daarnaast heeft [geïntimeerde] bij pleidooi opgemerkt dat hij niet steeds met nieuwe onderhuurders wenst te worden geconfronteerd. Dit gestelde belang is echter op geen enkele wijze onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij gaat.