ECLI:NL:GHSHE:2019:3367

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
200.253.396_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in hoger beroep inzake uithuisplaatsing en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak, die op 12 september 2019 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de Stichting Intervence, die als gecertificeerde instelling (GI) betrokken is bij de uithuisplaatsing van haar kind. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Sijnesael, heeft in hoger beroep de beschikking van 18 juli 2019 aangevochten, waarin het hof het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) heeft verzocht om deskundigen voor te dragen. Het hof heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing op goede gronden heeft plaatsgevonden en dat het NIFP-onderzoek van belang is voor de verdere beslissingen in deze zaak, die onderdeel uitmaakt van een keten van samenhangende besluiten.

Het hof benoemt drs. A. Laurijssen-Timmers en drs. S. Labrijn als deskundigen om onderzoek te doen naar de in de beschikking van 18 juli 2019 geformuleerde vragen. De deskundigen dienen de moeder en andere belanghebbenden de gelegenheid te geven om opmerkingen te maken over hun rapport. Het hof benadrukt dat de betrokkenen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek. De kosten van het deskundigenonderzoek worden door de Staat betaald, en de deskundigen moeten uiterlijk op 15 januari 2020 rapporteren over hun bevindingen. De beschikking is uitgesproken in het openbaar en is tot uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 12 september 2019
Zaaknummer : 200.253.396/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/349954 / JE RK 18-1737
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Sijnesael,
tegen
Stichting Intervence,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [pleegouders] (hierna te noemen: de pleegouders).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
als vervolg op de beschikking van 18 juli 2019.

9.De beschikking van 18 juli 2019

Bij die beschikking heeft het hof het NIFP verzocht om een deskundige voor te dragen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen van het NIFP.

11.De verdere beoordeling

11.1.
Het hof zal, op voordracht van het NIFP, drs. A. Laurijssen-Timmers, Registerpsycholoog NIP/Kinder- en Jeugd, en drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog, beiden domicilie kiezend te [plaats] , kantoor NIFP, [adres] ( [postcode] ), benoemen tot deskundigen om in onderlinge samenwerking het onderzoek te doen naar de in de beschikking van 18 juli 2019 in rov. 7.1 geformuleerde onderzoeksvragen.
11.2.
De griffier van het hof zal de deskundigen voorzien van een afschrift van alle processtukken.
De deskundigen dienen eventuele nadere informatie die zij nodig hebben en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaat van de moeder of bij de GI op te vragen.
Degene die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te zenden aan (de advocaat van) de moeder en de overige belanghebbenden.
De deskundigen wordt verzocht de verkregen informatie als bijlage bij het deskundigenrapport te voegen. Indien de deskundigen voor het onderzoek gebruik maken van informatie van derden, dienen zij daarvan melding te maken in het rapport.
11.3.
Bij de inrichting van het onderzoek zullen de deskundigen de “leidraad deskundige in civiele zaken” in acht nemen.
11.4.
De deskundigen dienen de moeder en de overige belanghebbenden de gelegenheid te geven opmerkingen te maken over het rapport en uit het deskundigenbericht dient te blijken dat dit is gebeurd.
11.5.
Het hof wijst de moeder en de overige belanghebbenden erop dat zij wettelijk verplicht zijn mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Wanneer de medewerking wordt geweigerd kan het hof daaruit de gevolgtrekking maken die het hof geraden acht en zal het hof op basis van hetgeen wel beschikbaar is een beslissing over het verzoek nemen.
11.6.
Het hof wijst er verder op dat dit onderzoek is gebaseerd op artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en dat op grond van lid 3 van genoemd artikel van de ouder een eigen bijdrage kan worden gevraagd.
11.7.
De deskundige dient het hof schriftelijk te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek. Na ontvangst van het rapport van de deskundige zal het hof een afschrift van dat rapport toezenden aan de (advocaat van) de moeder en de overige belanghebbenden en ieder van hen gedurende drie weken de gelegenheid bieden daarop te reageren.
11.8.
De deskundigen hebben ieder afzonderlijk hun kosten begroot in een offerte. Drs. Laurijssen-Timmers begroot de kosten op € 5.402,92 (inclusief btw). Drs. Labrijn begroot de kosten op € 3.406,19 (inclusief btw).
Daarnaast worden reiskosten in rekening gebracht. Hiervoor hanteren beide deskundigen het daarvoor staande tarief van rapporteurs pro Justitia van € 2,95 per retour kilometer (exclusief btw).
Het aan iedere deskundige toekomende bedrag wordt bij de te geven eindbeschikking overeenkomstig de daarvoor krachtens de wet gestelde regelingen ten laste van ’s Rijks kas door de griffier aan de deskundige betaald, bijzondere omstandigheden voorbehouden.
Het hof verzoekt de deskundigen nadrukkelijk om indien de kosten de offerte te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig en voordat nadere kosten worden gemaakt, in te lichten.
11.9.
Het hof zal mr. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen tot raadsheer-commissaris benoemen, tot wie de deskundigen en de belanghebbenden zich, door tussenkomst van de griffie, kunnen wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft.
11.10.
Het hof verzoekt de deskundigen uiterlijk op 15 januari 2020 het deskundigenbericht uit te brengen en zal in afwachting van het deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing ten aanzien van [minderjarige] aanhouden.

12.De beslissing

Het hof:
gelast een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de in de beschikking van 18 juli 2019 in rov. 7.1 geformuleerde vragen, zoals aangehecht aan deze beschikking;
benoemt tot deskundigen:
drs. A. Laurijssen-Timmers, Registerpsycholoog NIP/Kinder- en Jeugd, en
drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog,
beiden domicilie kiezend te [plaats] , kantoor NIFP, [adres] ( [postcode] );
en verzoekt de deskundigen een onderzoek in te stellen en een gezamenlijk deskundigenbericht uit te brengen omtrent de in de beschikking van 18 juli 2019 in rov. 7.1 geformuleerde onderzoeksvragen, onder verwijzing naar de “leidraad deskundige in civiele zaken”;
bepaalt dat de kosten die met het onderzoek gemoeid zijn door de Staat worden voldaan;
bepaalt dat in de eindbeschikking hierover een definitieve beslissing zal worden opgenomen;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat de belanghebbenden bij het onderzoek in de gelegenheid zijn gesteld om opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken, alsmede de reactie daarop van de deskundige(n);
bepaalt dat de deskundigen uiterlijk op 15 januari 2020 door middel van een schriftelijk ondertekend bericht het hof zullen rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek;
stelt de belanghebbenden in de gelegenheid om uiterlijk 3 weken na ontvangst van het deskundigenbericht te reageren op het hen toegezonden deskundigenbericht;
verzoekt de griffier van het hof de deskundigen te voorzien van een afschrift van alle processtukken;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere overige beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, J.C.E. Ackermans-Wijn en P. Vlaardingerbroek en is op 12 september 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, griffier.