In deze zaak gaat het om de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind, geboren in 2012, en de benoeming van een voogd. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzet zich tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het gezag van zowel de vader als de moeder is beëindigd en de Stichting Jeugdbescherming Brabant (JBB) is benoemd tot voogd. De vader stelt dat hij in staat is om samen met de pleegouders belangrijke beslissingen te nemen over de opvoeding van de minderjarige en dat de communicatie tussen hem en de pleegouders goed verloopt. De moeder en de pleegouders zijn van mening dat het in het belang van de minderjarige is dat de huidige situatie, waarin hij bij de pleegouders woont, wordt voortgezet. Het hof heeft de zaak op 12 september 2019 behandeld en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. Het hof oordeelt dat de huidige opvoedsituatie, waarbij de pleegouders de zorg voor de minderjarige dragen, het beste is voor zijn ontwikkeling. De vader heeft verzocht om proceskostenvergoeding, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.