ECLI:NL:GHSHE:2019:3347

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
200.247.622_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van curator in curatelezaak met betrekking tot persoon met Angelman syndroom

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de curatele van [betrokkene], die lijdt aan het Angelman syndroom. De moeder van [betrokkene] was eerder benoemd als curator, maar werd op 1 augustus 2018 door de rechtbank Limburg ontslagen en vervangen door [Bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V. De moeder ging in hoger beroep tegen deze beslissing, omdat zij vond dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met haar belangen en die van [betrokkene]. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2019 zijn zowel de moeder als de opvolgend curator gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet op de hoogte was van belangrijke communicatie van de rechtbank, wat heeft geleid tot een gebrek aan verantwoording. Het hof oordeelde dat de situatie van [betrokkene] vraagt om continuering van de verhoudingen zoals deze waren voor de bestreden beschikking. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank Limburg en benoemde de moeder opnieuw als curator, met ingang van 1 oktober 2019. Tevens werd het ontslag van de opvolgend curator met ingang van dezelfde datum vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van familiebanden in curatelezaken en de noodzaak van goede communicatie tussen de betrokken partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 september 2019
Zaaknummer: 200.247.622/01
Zaaknummer eerste aanleg: 6701904 BT VERZ 18-4071
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.E.L. Teerling,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [betrokkene] , wonende te [woonplaats] , (hierna te noemen: [betrokkene] );
- [grootmoeder] , wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: grootmoeder);
- [Bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] aan [adres 1] ( [postcode 1] ), (hierna te noemen: de opvolgend curator).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 juli 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 oktober 2018, heeft de moeder het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen waardoor zij curator blijft, dan wel opnieuw als curator wordt benoemd van [betrokkene] , dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 26 november 2018, heeft de opvolgend curator, althans zo begrijpt het hof, het hof verzocht de moeder in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het beroep in alle onderdelen ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking onverkort in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2019.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Teerling;
  • [betrokkene] ;
  • de grootmoeder;
  • de opvolgend curator, bijgestaan door mr. C. Mohr.
2.3.1.
De heer [oom] , een familielid van [betrokkene] (meer in het bijzonder diens oom), heeft de mondelinge behandeling als toehoorder bijgewoond.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen (diverse rekeningafschriften) van de moeder d.d. 18 november 2018 (gericht aan de rechtbank), ingekomen ter griffie van dit hof op 29 november 2018;
  • het V6-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 5 augustus 2019 met als bijlage de beschikking ondercuratelestelling van 23 maart 2011;
  • het V6-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 5 augustus 2019 met als bijlage de correspondentie tussen hem en de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht.

3.De beoordeling

3.1.
[betrokkene] lijdt aan het zogeheten Angelman syndroom. Hij functioneert motorisch op het niveau van een vijfjarige en mentaal op het niveau van een kind van tweeënhalf jaar. [betrokkene] woont bij de grootmoeder, die tevens zorgdraagt voor zijn dagelijkse verzorging en begeleiding.
3.2.
Bij beschikking van 23 maart 2011 heeft de rechtbank Maastricht, locatie Heerlen, [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, onder curatele gesteld, met benoeming van de moeder tot curator.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, voor zover thans van belang, de moeder (ambtshalve) met ingang van 1 augustus 2018 ontslagen als curator en met ingang van diezelfde datum [Bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V. tot curator benoemd.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende aan.
De moeder stelt voorop dat, anders dan voorheen het geval was, zij van de rechtbank geen brieven heeft ontvangen waarin zij is aangeschreven om rekening en verantwoording over het jaar 2016 af te leggen en het vijfjaarlijkse evaluatieformulier in te sturen. Datzelfde geldt voor zowel de oproep als de rappel-oproep voor de zitting van 18 april 2018 bij de rechtbank.
Daarbij komt dat de moeder geen afschrift heeft ontvangen van de bestreden beschikking. Hiervan heeft zij via de grootmoeder, die wel een afschrift ontving, kennisgenomen.
Door middel van haar eerste grief voert de moeder dan ook onder meer aan dat de kantonrechter zich er niet voldoende van heeft vergewist of zij de door de rechtbank verstuurde post heeft ontvangen. Evenmin is er op enige andere wijze geprobeerd om contact te zoeken met de moeder, de grootmoeder of [betrokkene] zelf. Met deze handelwijze heeft de rechtbank niet voldoende rekenschap gegeven van de belangen van zowel de moeder, [betrokkene] als de grootmoeder.
De moeder voert door middel van haar tweede grief onder meer aan dat het in het belang van [betrokkene] is dat de moeder zijn curator is. Er is door de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de belangen van [betrokkene] en die van zijn familieleden. Daarbij komt dat de wet er - kort gesteld - de voorkeur aangeeft om het curatorschap binnen de familie te houden.
Waar de curatele sinds de aanvang vlekkeloos verliep, ervaart de grootmoeder - als dagelijks verzorgster van [betrokkene] - thans een stroeve communicatie met de opvolgend curator.
Er dient voor de kleinste dingen toestemming te worden gevraagd en de juiste procedure te worden afgewerkt. Een ander frustratiepunt is het aanvullen van de garderobe van [betrokkene] ; voordat er een winterjas kan worden aangeschaft dient er een gemotiveerde begroting te worden opgesteld. Dit is voor alle belanghebbenden een onwenselijke situatie, aldus de moeder.
3.6.
De opvolgend curator voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat en zakelijk weergegeven– het volgende aan.
Het bevreemdt de huidige curator dat de door de rechtbank verzonden brieven niet zijn aangekomen bij de moeder. Daarbij komt dat de huidige curator de moeder noch de grootmoeder kon bereiken op de telefoonnummers die zij van de rechtbank had ontvangen. Pas toen zij op huisbezoek ging lukte het haar om contact met de familie van [betrokkene] te krijgen.
De moeder en de grootmoeder leken verder niet op de hoogte van de gang van zaken rond het indienen van de rekening en verantwoording en evenmin van de jaarlijkse verplichting om rekening en verantwoording af te leggen en vijfjaarlijkse verslaglegging te doen.
Wat betreft de communicatie met de grootmoeder en de moeder ontkent de curator dat die stroef verloopt. Verder stelt de curator dat het niet wenselijk is dat alles door een familielid wordt geregeld; zeker nu het gaat om financiële belangen. Temeer nu het de moeder niet gelukt is om enig spaarsaldo voor [betrokkene] op te bouwen.
De curator concludeert derhalve dat een externe curator meer afstand heeft richting de onder curatele gestelde, waardoor zijn belangen beter worden behartigd.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:385 lid 1 aanhef en sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de curator te allen tijde, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
3.7.2.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [betrokkene] (thans 26 jaar) functioneert op een zeer laag niveau. Hij verblijft bij de grootmoeder in huis en wordt door haar verzorgd. [betrokkene] kan in zeer beperkte mate invloed uitoefenen op zijn dagelijks bestaan.
Hoewel de grootmoeder de primaire verzorging van [betrokkene] op zich neemt, is de moeder (maar ook de overige familieleden) eveneens buitengewoon betrokken bij de dagelijkse verzorging van [betrokkene] . Er is sprake van een zeer hechte familieband. De aankoop van nieuwe kleding voor [betrokkene] , de aanschaf van spullen die [betrokkene] door zijn beperking kapot maakt, maar ook het bezoeken van concerten gebeurt in gezamenlijk (familie-)overleg.
3.7.3.
Het hof is van oordeel dat de situatie van [betrokkene] , meer in het bijzonder diens belang, vraagt om een continuering van de verhoudingen zoals deze verhoudingen golden tot aan de bestreden beschikking; waarbij de familie (lees de moeder in samenwerking met de grootmoeder) gezamenlijk zowel de financiële zaken als de verzorging van [betrokkene] regelt. Deze situatie sluit het meest aan bij wat [betrokkene] , mede gelet op zijn ziekte, nodig heeft en doet tevens recht aan de in artikel 1:383 BW neergelegde wettelijke voorkeur waarop de moeder doelt. Daarbij stelt het hof vast dat, gezien de stukken en gehoord de hierop tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep gegeven toelichting, tot aan de eerste niet ontvangen brief d.d. 20 april 2017 van de rechtbank aan de moeder (door middel van welke brief de moeder in haar hoedanigheid van curator over [betrokkene] werd verzocht om de rekening en verantwoording over het jaar 2016 in te dienen), er zich met betrekking tot het afleggen van rekening en verantwoording tot aan 1 januari 2016 blijkbaar geen problemen hebben voorgedaan. Mede gezien de namens de advocaat van de moeder overgelegde correspondentie met de rechtbank, waaronder de emailwisseling op 5 augustus 2019, acht het hof het voldoende aannemelijk dat er vanaf een bepaald moment problemen met de postbezorging zijn geweest. Blijkens onder meer de brief van Koninklijke PostNL B.V. d.d. 15 augustus 2018 zou de moeder ook hebben geklaagd over het door haar in 2017 en 2018 niet ontvangen van meerdere poststukken.
Reeds gezien het voorgaande, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof, anders dan eerder de rechtbank, in deze zaak dan ook geen althans onvoldoende termen aanwezig om de moeder op de voet van artikel 1:385 lid 1 aanhef en sub d BW ambtshalve te ontslaan (daargelaten nog dat in het kader van het onderhavige hoger beroep niet gebleken is van gewichtige redenen of dat de moeder niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden). Het door de moeder ingestelde hoger beroep slaagt dan ook, waaraan hetgeen verder nog is aangevoerd door de opvolgend curator niet of onvoldoende kan afdoen. Hier voegt het hof nog het volgende toe.
3.7.4.
Het hof gaat er bij haar beslissing vanuit dat, zoals ook lijkt te volgen uit een emailbericht van de rechtbank van 5 augustus 2019 aan de advocaat van de moeder, de door de moeder gemaakte eindrekening en - verantwoording is gezien door de kantonrechter en akkoord is bevonden. Verder dient de moeder, als curator van [betrokkene] , uit zichzelf zo nodig contact te zoeken met de rechtbank in het kader van informatie over dan wel controle op de nakoming van de op haar als curator van [betrokkene] rustende verplichtingen. Op haar beurt zou de rechtbank ertoe kunnen overgaan om (bepaalde) stukken in het vervolg steeds aangetekend te versturen.
3.7.5.
Op grond van het vorenstaande, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen voor zover daarbij de moeder is ontslagen als curator over [betrokkene] en beslissen als volgt.
3.7.6.
Op grond van artikel 1:390 BW worden alle uitspraken waarbij een curatele wordt verleend of opgeheven of waarbij een uitspraak tot (opheffing van) ondercuratelestelling wordt vernietigd, alsmede beschikkingen als in artikel 1:380 BW bedoeld, binnen tien dagen nadat zij kunnen worden ten uitvoer gelegd, vanwege de griffier in de Staatscourant bekendgemaakt.
3.7.7.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 juli 2018, voor zover daarbij de moeder met ingang van 1 augustus 2018 is ontslagen als curator over [betrokkene] ;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 oktober 2019, aan [Bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V., voornoemd, ontslag als curator van [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, wonende aan [adres 2] , te [postcode 2] [woonplaats] ;
benoemt met ingang van 1 oktober 2019 [de moeder] , wonende aan [adres 3] ( [postcode 3] ) te [woonplaats] tot opvolgend curator;
stelt de jaarlijkse beloning van de opvolgend curator vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a en artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
bepaalt dat de (huidige) curator binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de betrokkene en de opvolgend curator en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overlegt;
bepaalt dat de opvolgend curator, in afwijking van art. 1:386 lid 1 jo. 1:338 BW, binnen drie maanden na aanvang van de curatele een beschrijving van de aan de curatele onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie van het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.Th.L.G. Pellis, H. van Winkel, S.P.A. Wensink - Vergunst en is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.