ECLI:NL:GHSHE:2019:3333

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
20-000985-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van politie binnentreden in woning en bewijsvoering bij hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van witwassen en veroordeeld tot een taakstraf voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. Het hof heeft het binnentreden door de politie in de woning van de verdachte rechtmatig geacht op basis van artikel 3 van de Politiewet, omdat er sprake was van een noodsituatie door wateroverlast. De verdachte had een hennepkwekerij in de woning, wat door de politie werd aangetroffen na het binnentreden. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het derde feit. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000985-18
Uitspraak : 5 september 2019
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 15 maart 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-665113-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1981,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde (witwassen) en ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1) en diefstal (feit 2), veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Bij akte van 21 augustus 2018 is het hoger beroep door de advocaat-generaal ingetrokken.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met verbetering van de overweging van de rechtbank die ziet op onrechtmatig binnentreden in die zin dat geen sprake is geweest van onrechtmatig binnentreden.
Van de zijde van de verdachte is vrijspraak bepleit.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 3 ten laste gelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2017 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 223 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2017 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een elektriciteitswerk heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 27 januari 2017 te Breda opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] 223 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 27 januari 2017 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een elektriciteitswerk heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Rechtmatigheid van het binnentreden
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de politie op 27 januari 2017 onrechtmatig is binnengetreden in de woning aan de [adres] . Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat artikel 3 van de Politiewet 2012 in het onderhavige geval geen bevoegdheid geeft tot binnentreden van de woning. De politie is zonder enige noodzaak en/of verdenking de woning binnengetreden. De enkele vaststelling dat er aan de buitenkant van de woning ijspegels hingen, biedt immers geen bevoegdheid tot binnentreden op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012. Daarbij heeft de verdediging naar voren gebracht dat het opmerkelijk is dat de verbalisanten de woning op de tweede etage hebben betreden, terwijl de ijspegels ook hingen bij een woning op de eerste etage. Het woonrecht van de verdachte is geschonden. Dat de verdachte de woning feitelijk niet bewoonde, doet daar niet aan af. Op het moment dat, na het binnentreden, in de woning een hennepkwekerij werd aangetroffen, werd een machtiging binnentreden op grond van artikel 9 van de Opiumwet afgegeven. Daarmee is volgens de verdediging getracht het overschrijden van de bevoegdheid te repareren en is naar de mening van de verdediging sprake van détournement de pouvoir. Gelet hierop dient alles wat na het onrechtmatige binnentreden door de politie in de woning aan resultaten van het onderzoek is verkregen van het bewijs te worden uitgesloten.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van de gang van zaken omtrent het binnentreden van de woning aan de [adres] stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 27 januari 2017, omstreeks 15:45 uur, kwam er bij de meldkamer van de politie een melding binnen inhoudende dat bij de [adres] ijspegels aan de gevel bij de ramen zouden hangen, waardoor het volgens de melder overduidelijk was dat er water uit de woning kwam. Aan verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met de taak incidentenafhandeling in [teamgebied] buiten, werd vervolgens door de meldkamer gevraagd te gaan naar de [adres] . Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de woning waar de ijspegels zich bevonden een appartement op de tweede etage betrof. Hij zag dat dit de woning [adres] betrof. Omdat de verbalisanten zagen dat er zich ijspegels van 30 tot 80 centimeter aan de gevel vormden, was voor hen direct duidelijk dat er wateroverlast of een vochtprobleem in de woning was. [2] Er liepen buizen naar beneden naar de woning die onder [huisnummer] lag (het hof begrijpt: [huisnummer] ). [3] Zij wilden het gevaar en/of de schade voor medebewoners beperken door in de woning [huisnummer] het probleem te bekijken en hierop actie te ondernemen. Bij bevraging van het adres bleek dat er op het adres geen bewoner ingeschreven stond. Na overleg met de officier van dienst, [officier van dienst] , hebben de verbalisanten besloten de woning te betreden op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012. Vervolgens werd in de slaapkamer van de betreffende woning een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. [4]
Ingevolge artikel 3 van de Politiewet 2012 heeft de politie tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Op grond van artikel 7, tweede lid, van de genoemde wet heeft de ambtenaar van de politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, toegang tot elke plaats voor zover dat voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, redelijkerwijs nodig is. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) is voor het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner een schriftelijke machtiging vereist. Op grond van het derde lid van de genoemde wetsbepaling is een dergelijke machtiging niet vereist, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden.
Anders dan de raadsman, maar met de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bevoegd waren om - zonder toestemming van de verdachte en zonder machtiging tot binnentreden - op grond van artikel 3 en 7, tweede lid, van de Politiewet 2012 de woning aan de [adres] te betreden. Gelet op het bepaalde in artikel 2, derde lid, Awbi was een schriftelijke machtiging daarvoor niet vereist. Daartoe overweegt het hof dat uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden volgt dat ter voorkoming of bestrijding van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van goederen, te weten ter voorkoming van waterschade, dan wel de bestrijding van wateroverlast, terstond in de woning moest worden binnengetreden. Daarbij wijst het hof in het bijzonder op de inhoud van de melding, op de ijspegels van 30 tot 80 cm die zich aan de gevel van de woning bevonden en op het feit dat op het genoemde adres geen bewoner stond ingeschreven. Het hof acht het voorts, anders dan de raadsman, begrijpelijk dat de verbalisanten eerst naar de woning op de bovenste etage zijn gegaan, omdat een mogelijke reden van wateroverlast waarschijnlijk eerder te vinden zou zijn op de hoger gelegen etage en het een feit van algemene bekendheid is dat water de snelste weg naar beneden zoekt. Het hof wijst daarbij op het feit dat er buizen naar beneden liepen.
Nu het binnentreden rechtmatig heeft plaatsgevonden, verwerpt het hof het verweer.
Aangezien het hof van oordeel is dat geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering komt het aan de toetsing of voldaan is aan het Schutznorm-vereiste niet toe.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, nu niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte verhuurde het pand onder. Hij wist niets van de hennepkwekerij. Tevens kan niet worden bewezen dat sprake is van medeplegen. Naar het oordeel van de verdediging dient de verdachte eveneens van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Het opzet ontbreekt, ook in voorwaardelijke zin, zodat ook dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Tot slot heeft de verdediging verzocht de fotoconfrontatie voor het bewijs buiten beschouwing te laten.
Het hof overweegt als volgt.
Op 27 januari 2017 kwam een melding binnen bij de politie dat er op het adres [adres] ijspegels aan de gevel bij de ramen zouden hangen, waardoor het volgens de melder overduidelijk was dat er water uit de woning kwam. De verbalisanten kwamen ter plaatse en verbalisant [verbalisant 2] zag dat de woning waar de ijspegels zich bevonden de woning [adres] betrof en dat er op het naambordje naast de deur de naam [achternaam verdachte] stond. Bij opening van de deur van de woning aan de [adres] zag verbalisant [verbalisant 2] direct dat er in de hal twee grote dozen stonden. Hij zag dat gezien vanaf binnenkomst rechtdoor de woonkamer was. Hij zag dat rechts aan de woonkamer gelegen een keuken was met daaraan een bijkeuken/washok. Hij zag dat de hal links verder ging met aan de linkerkant eerst de toiletruimte. Hij zag dat de volgende ruimte een badkamer was waarin een zwarte kweektent stond opgesteld en twee lampen en twee armaturen aan het plafond waren bevestigd. Deze werden gevoed door twee transformatoren. In de badkamer was één slakkenhuis aanwezig en tevens bevonden er zich elf flessen groeimiddelen en één thermometer. Hij zag dat in de slaapkamer aan het einde van de gang een hennepkwekerij in werking was. [5]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat de ruimte waarin de hennepkwekerij zich bevond een ruimte van ongeveer vier bij drie meter betrof. De ruimte was te betreden middels een deur, welke niet beveiligd was. In de ruimte werden in totaal 223 hennepplanten aangetroffen. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 160 cm. Per m² stonden er 19 planten. Daarnaast werden twee koolstoffilters, vier ventilatoren, twaalf lampen met armaturen en een zogenaamd schakelbord aangetroffen. Op dit schakelbord waren twaalf transformatoren en diverse stopcontacten te zien en tevens een tijdschakelaar. [6] In de ruimte hingen twee slakkenhuizen. Daarnaast waren één luchtbevochtiger en vier thermometers aanwezig. [7] Een van de verbalisanten zag dat de lampen allemaal brandden en hoorde dat de afzuiginstallaties zoemden. De plantenbakken waren gevuld met potgrond. Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. De temperatuur in de kweekruimte bedroeg 28 graden Celsius. Voor een representatieve bemonstering werd een aantal hennepplanten veiliggesteld. De monsters werden getest met behulp van een cannabistest. Deze test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst II van de Opiumwet. [8] In de bijkeuken troffen verbalisanten een doos aan met 2640 nieuw in de verpakking verpakte kweekpotjes en een zak met aarderesten. [9]
Op 30 januari 2017 kreeg verbalisant [verbalisant 3] een e-mail van verbalisant [verbalisant 4] , waarin deze laatste aangaf dat hij net gebeld was door de verhuurmaatschappij [verhuurder] Daarbij werd aangegeven dat de huurder van [adres] [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , betreft. De huur wordt elke maand automatisch van de rekening van [verdachte] geïncasseerd. [10] Hij is sinds 1 mei 2008 de huurder van deze woning. [11] Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij van 2008 tot ongeveer 2014 in Breda heeft gewoond. De woning aan de [adres] heeft hij vervolgens aangehouden voor het geval zijn relatie zou stranden, maar zelf woonde hij er niet meer. [12]
Op 2 februari 2017 is namens Enexis B.V. aangifte gedaan van diefstal van energie aan de [adres] . De fraude-inspecteur constateerde op 27 januari 2017 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Contractueel hoort er 1 x 25A in te zitten. Hij zag dat er nu zekeringen met een waarde van 3 x 25A geplaatst waren. De stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen. Niemand was gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Enexis B.V., op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen. [13]
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat, gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van 223 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het hof overweegt daartoe in het bijzonder dat op grond van het dossier vaststaat dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde de huurder van de betreffende woning is geweest en dat hij maandelijks de huur betaalde aan de verhuurder van de woning. De verklaring van de verdachte dat hij de woning had onderverhuurd en niets van de hennepkwekerij wist, acht het hof niet aannemelijk geworden. Nu de verdachte over de onderverhuur niets heeft willen verklaren, is zijn verklaring onvoldoende concreet en op geen enkele manier verifieerbaar gemaakt.
Het hof verwerpt het verweer.
Het hof acht niet bewezen dat sprake is van medeplegen van het telen van hennep en ook niet dat het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft plaatsgevonden. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Het hof zal de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Tevens acht het hof niet bewezen dat sprake is van diefstal van elektriciteit door middel van verbreking. Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was doordat zekeringen met een waarde van 3 x 25A geplaatst waren, terwijl er 1 x 25A in hoort te zitten. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat deze handeling niet kan worden gekwalificeerd als verbreking. Nu uit het dossier niet duidelijk is waaruit de verbreking bestaat, zal het hof de verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Tot slot merkt het hof op dat het de fotoconfrontatie voor het bewijs buiten beschouwing zal laten.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennepplanten, waarbij tevens een hoeveelheid elektriciteit is gestolen. De bijdrage van de verdachte aan de productie van softdrugs houdt de illegale handel in softdrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden. De verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft met zijn strafbare handelen de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd. Met de diefstal van elektriciteit heeft de verdachte schade toegebracht aan netbeheerder Enexis. Verder veroorzaken dergelijke illegale elektriciteitsvoorzieningen in het algemeen gevaar voor omwonenden, doordat ze de kans op kortsluiting of brand aanzienlijk vergroten.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor vermogensdelicten is veroordeeld. Tevens volgt daaruit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Voorts heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof, evenals de rechtbank en de advocaat-generaal, een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. E.G.M. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.G. Ruissaard, griffier,
en op 5 september 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.G.M. Smit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het dossier van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, [teamgebied] , registratienummer PL2000-2017020713, gesloten d.d. 25 mei 2017, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 223. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Foto’s 1 en 2 behorende bij de fotorapportage die aanvangt op pg. 163.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2017 (pg. 43), inhoudende het relaas van verbalisant [officier van dienst] .
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2017 (pg. 41-42), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2017 (pg. 43), inhoudende het relaas van verbalisant [officier van dienst] .
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2017 (pg. 41-42), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
6.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 27 januari 2017 (pg. 48), inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2017 (pg. 42), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
8.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 27 januari 2017 (pg. 48), inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 27 januari 2017 (pg. 52), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] .
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2017 (pg. 42), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2017 (pg. 54), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] .
11.Een geschrift, te weten een huurovereenkomst (pg. 204-208).
12.Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 1 maart 2018, inhoudende de verklaring van de verdachte.
13.Een geschrift, te weten de aangifte door [aangever] namens Enexis B.V. d.d. 2 februari 2017 (pg. 98-100), met bijlagen (pg. 101-115), inhoudende de verklaring van aangever.